“In september 2020 liet ik me dopen in de Sint Joriskerk in Amersfoort, te midden van 80 gasten. Het was alles behalve vanzelfsprekend dat ik deze stap maakte. Mijn vader is atheïst en heeft een bepaald beeld van geloof en dogma’s. Mijn moeder is minder uitgesproken, en gaf mij mee: Als God bestaat, dan is Hij liefde. En hoewel ze niet gelooft in de verhalen, las ze mij vroeger wel voor uit de kinderbijbel.
Toch zaten mijn ouders bij mijn doop op de voorste rij. Mijn vader huilde, want ook al denkt hij heel anders over geloof dan ik, hij is heel trots op mij. Omdat ik mij van niemand iets heb aangetrokken, maar mijn eigen weg heb gekozen.
Op de middelbare school werd ik nieuwsgierig naar wat mensen die religieus zijn beweegt. Het leidde tot de studie humanistiek. Op wetenschappelijke manier onderzocht ik geloof en zingeving. Rond diezelfde tijd kreeg ik ook een relatie met iemand die christen is. Ik zei hem direct: Ik geloof niet, en ik ga ook niet geloven voor jou, want dan lieg ik tegen God.
In mijn opleiding ontdekte ik dat er twee groepen zijn onder de humanisten: mensen die respect hebben voor gelovigen, en een groep die zegt: religie is ballast waar we door de verlichting allang vanaf hadden moeten zijn. Ik dacht: wat doen ze nu moeilijk? Ze hebben het de hele tijd over zingeving en respect voor het leven, maar hebben ze dan niet door dat andere mensen gewoon het woordje God hiervoor gebruiken?
Ondertussen had ik goede gesprekken met mijn vriend over wat het geloof voor hem betekende. Een bevriende dominee zag mijn belangstelling voor het christelijk geloof, en nodigde me uit om een weekje te komen logeren. In die week mocht ik met haar meelopen om te zien wat haar werk inhoudt. Vanuit mijn opvoeding had ik toch een bepaald beeld van het christendom: dit mag niet, en God is een man met een baard … Maar in die week zag ik dat het allemaal veel diverser is, en dat je allerlei soorten gelovige mensen hebt.
Terugkijkend begon er op rationeel niveau toen al wat te verschuiven. Het christelijk geloof werd steeds meer een logisch verhaal voor me. Maar ja, ik was wetenschappelijk opgeleid. En als weldenkend mens kon ik toch niet in God geloven?
De kentering kwam toen ik een Afghaanse vrouw ging begeleiden die christen was geworden. Zij had zo veel lijden meegemaakt. Ze is slaaf geweest en mishandeld, maar heeft de mensen die haar dit hebben aangedaan in haar huis ontvangen. Hoewel ze de Nederlandse taal niet goed machtig is, is haar handelen zo sterk en inspirerend. Echt een levend getuigenis.
Op een bepaald moment kwam haar zoon naar Nederland, maar hij was ernstig ziek. Samen met wat mensen hebben we om zijn sterfbed gestaan en samen gebeden. Daar merkte ik een verandering, waarop ook de emotionele acceptatie volgde. Want ik merkte dat God erbij was. Pas daarna durfde ik te zeggen: ik ben christen.
Er volgde een periode van zoeken naar een kerk waar ik me thuis voelde. Uiteindelijk vond ik die in de lutherse kerk in Amersfoort. Maar het labeltje maakt me eigenlijk niet zoveel uit. Ik ben fan van wat Paulus zegt in de Bijbel: we zijn één lichaam, ook al zijn er heel veel smaken en soorten.
De grootste verandering die het geloof me heeft gebracht is dat ik meer rust en hoop ervaar. Als je niet in God gelooft, dan kan de wereld best een vervelende plek zijn. Er is zoveel slechts in de wereld. Nu weet ik dat ik er niet alleen voor sta, en dat het uiteindelijk goed komt. Dat is niet alleen een verstandelijke overtuiging, dat ervaar ik ook zo. Ook vind ik het fijn om te leven met een opdracht, namelijk om je naasten lief te hebben als jezelf.
Na mijn eigen jarenlange zoektocht wil ik medezoekers vooral op het hart drukken om vertrouwen te hebben, ook als je het nog niet gevonden hebt. Jij bent misschien aan het zoeken, maar aan de andere kant zoekt God jou ook. Dat heb ik zelf heel sterk ervaren in de mensen die ik ontmoette die mij iets van God lieten zien. God zit in alles, en je hebt anderen nodig om Hem te ontdekken. Dat is denk ik ook ten diepste waarom Jezus mens is geworden.”
Tekst: Annemarie van den Berg-Nap