Deze overdenking komt uit de laatste aflevering van 'Petrus in het land' (5 februari, KRO-NCRV). De hele aflevering terugkijken? Ga dan naar NPO Start.
‘Kerken fuseren vaak uit noodzaak. Er zijn niet langer voldoende mensen die al het werk kunnen doen, financiële middelen ontbreken om de boel overeind te houden. Ook wij moesten fuseren, vier plattelandsgemeenten. Maar we wisten al vanaf de eerste gesprekken dat we meer wilden doen dan al het bestaande in stand houden. We wilden iets nieuws beginnen.
Onze nieuwe gemeente moest vooral een thuis zijn voor kinderen en jongeren. Een plaats die mensen aan elkaar verbindt: de verschillende dorpen én verschillende generaties. Een plaats ook die openstaat voor de mensen om ons heen, mensen dichtbij en mensen veraf.
Het klinkt natuurlijk mooi, maar in de praktijk is het niet altijd zo makkelijk. De vier gemeenten hadden ieder hun eigen traditie, hun eigenheid. Een eigenheid die kleur geeft aan leven en geloven. Wat gebeurt er als je gaat fuseren? Wat gebeurt er met het kerkgebouw?
Het kerkgebouw waar je misschien wel bent gedoopt, waar je bent getrouwd, waar je kinderen gedoopt zijn. Waar je nog de bank kunt aanwijzen waar oma altijd zat. Hoe moet het wanneer je samengaat? Is er dan voor mij nog wel plaats? En de dingen die me dierbaar zijn, moet ik die dan zomaar loslaten? Fuseren zorgt voor emoties, frustraties soms, angst en verdriet. Toch voelden we ons geroepen om samen verder te gaan. De apostel Paulus schrijft ergens over de gemeente als ‘het lichaam van Christus’. In Christus zijn wij met elkaar verbonden. De voet heeft de hand nodig, het oog het oor. En het besef dat er in Christus een dragende verbinding is die voor ons uit gaat, inspireert ons telkens weer om op zoek te blijven gaan naar verbinding met elkaar, naar waardering voor elkaar. Ondanks de verschillen.
Inmiddels is de fusie een feit. We zijn één gemeente geworden: het Vierhuis. En in een tijd van polarisatie en verdeeldheid ben ik best trots op die prestatie. Het was lang niet altijd makkelijk, mensen moesten over zichzelf heen stappen. Maar nu kunnen we zien: de gemeente bloeit, er is nieuw elan gekomen. In verbondenheid met God en met elkaar zijn we samen meer geworden dan de som der delen.’