Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde
subline-curl
Abonneer gratis op Petrus Magazine

‘Mijn god is lekker eten’, fluisterde de influencer

Genieten van het leven, dat wordt aangemoedigd in de Bijbel. Waarom zou je dan nog vasten in de Veertigdagentijd? Omdat alleen genieten niet het hele verhaal is, zegt theoloog Alain Verheij. 'We weten elkaar maar moeilijk een ander verhaal voor te houden dan nóg lekkerder eten en drinken, en nóg meer genieten.'

Jaren geleden belandde ik min of meer bij toeval eenmalig in de studio van een entertainmentprogramma op televisie. Naast mij zat een influencer, een jonge vrouw die bekend is omdat ze bekend is, maar van wie niemand eigenlijk nog weet waaraan ze die bekendheid precies te danken heeft. In een poging om mij gerust te stellen tijdens mijn eerste live tv-show, stelde ze vriendelijk wat vragen. Ze ontdekte dat ik theoloog ben, en vroeg: “En leef jij dan ook als christen?” Terwijl ik me zat af te vragen wat ze met die vraag bedoelde en wat ik er in hemelsnaam zo gauw op moest antwoorden, boog ze zich naar me toe en zei: “Mijn god is lekker eten.” De lichten gingen aan en de regisseur riep: “We gaan live in 3, 2, 1 …”

De BN’er citeerde in haar korte seculiere geloofsbelijdenis zonder het te weten een tekst van Paulus, die de Filippenzen in een brief met tranen in zijn ogen waarschuwt voor een bepaald type mens: ‘Hun god is hun buik.’ Met zijn kenmerkende polemische stijl voegt de apostel toe dat deze mensen leven als vijand van het kruis van Christus, en hun ondergang tegemoet gaan. Hij vervolgt: ‘Hun eer is schaamteloosheid en hun aandacht is alleen gericht op aardse zaken. Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze redder, de Heer Jezus Christus.’ Hij roept zijn lezers toe om standvastig te blijven in hun geloof.

Er zijn misschien wel veel meer mensen in ons land voor wie hun god hun buik is

Ik ben nog lang blijven nadenken over de schalkse bekentenis van de influencer. Niet omdat ze zo’n schokkende antichrist zou zijn, maar wel omdat zij buitengewoon eerlijk was. Op de vraag waarvoor je nou echt leeft, wat je hoogste doel en diepste motivatie is, zou bijna niemand antwoorden: lekker eten en drinken. Maar van econoom Matthias Olthaar, die ik in het oktobernummer van De Nieuwe Koers interviewde, heb ik geleerd dat je niet alleen moet kijken naar wat mensen zeggen, maar juist ook naar wat ze laten zien en wat ze doen. Als je er zo naar kijkt, zijn er misschien wel veel meer mensen in ons land voor wie hun god hun buik is.

Waar we écht in geloven

Menselijke religie toont zich het duidelijkst door middel van beelden, symbolen, rituelen en offers. Waar onze religieuze beelden vroeger, in bijbelse tijden, nog letterlijk godenbeelden konden zijn, hebben we nu lichtreclames, billboards en Instagramposts. Langs de weg word je een ‘all you can eat’-heiligdom in gelokt, op tv zie je het extatische gezicht van een acteur die net een slokje cola heeft genomen, en op social media worden de tijdlijnen zelfs met Kerst gedomineerd … niet door beelden van volle kerken, niet door de geliefden met wie men zich heeft omringd, maar door foto’s van de borden waarop het voor-, dan hoofd-, dan nagerecht voor iedereen goed te zien is. En de glazen wijn die proostend tegen elkaar aan klinken.

Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek is de horeca sinds dit jaar weer terug op het niveau van 2019, voor de pandemie; de kerken lijken dat toch al niet al te hoge peil nooit meer te gaan bereiken. Als christelijk voorganger sta ik voor steeds legere kerkzalen. In mijn plaatselijke boekhandel moet ik eerst langs de koffiebijbel, de wijnbijbel, de saladebijbel, de vleesbijbel (en de afslankbijbel) voordat ik het achterafhoekje vind met die ene kast waarin je over alle grote wereldreligies kunt lezen. Ooit leerde ik van Nico ter Linden over een rabbijn die zijn zoon op het hart drukte dat hij de joodse religie nooit mocht verlaten. ‘Maar als je dat toch doet,’ vervolgde de man, ‘ruil haar dan in voor een religie die méér de moeite waard is.’ Voor de meeste Nederlanders is dat eerste, het verlaten van je religie, niet bijzonder moeilijk gebleken. Maar of we allemaal een waardig alternatief hebben gekozen? Daar zet ik mijn vraagtekens bij.

Het goede leven

Eten en drinken en genieten van het leven zijn geweldige dingen. Daarmee wil ik dit betoog even onderbreken, voordat het zuur begint te klinken. Afgelopen maand vierden we in de kerk Kana-zondag, terwijl de rest van de wereld aan Dry January deed. We herdachten het eerste wonder van Jezus, die op een bruiloft uit zes vaten water achthonderd flessen wijn tevoorschijn toverde. Beroemd en geliefd zijn de wonderen waar Hij van een handvol broden een hele menigte weet te voeden. Jesaja ziet Gods glorierijke toekomst voor zich als een instagrammable feestmaal: ‘Uitgelezen gerechten en belegen wijnen, een feestmaal rijk aan merg en vet, met pure, rijpe wijnen.’

Er mag gefeest worden, de tafel mag soms, als het mogelijk is, rijk worden gedekt, en dat mag je gerust het goede leven noemen

Ook voor Prediker, de geliefde relativerende bijbelschrijver, is het genieten van het goede leven een belangrijke zaak. ‘Ik heb vastgesteld dat voor de mens niets goeds is weggelegd, behalve vrolijk te zijn en van het leven te genieten’, concludeert hij na zijn existentiële levenszoektocht. En: ‘Het is goed en weldadig voor een mens wanneer hij zich aan eten en drinken tegoed doet, en geniet van alles wat hij heeft verworven.’ God heeft de aarde niet in al haar rijkdom geschapen zodat wij er ‘calvinistisch’ onze neus voor zouden ophalen: er mag gefeest worden, de tafel mag soms, als het mogelijk is, rijk worden gedekt, en dat mag je gerust het goede leven noemen.

Toch is er één levensmotto waartegen twee keer wordt gewaarschuwd in de Bijbel, zowel door Jesaja als door Paulus, en dat klinkt zo: ‘Laten we eten en drinken, want morgen sterven we.’ De kritiek hierop is opvallend, omdat de beschreven mentaliteit op het eerste gezicht best veel lijkt op de citaten van Prediker hierboven. Dat komt onder andere doordat ik Predikers zinnen niet helemaal afmaakte. Beide frasen gingen verder met uitspraken over God, die de Schenker is van dat lekkere eten en drinken. Haal je God weg uit de vergelijking, dan onthoofd je je goede levensstijl, en worden alledaagse geneugten het hoogst haalbare niveau op aarde. Die druk kunnen ze helemaal niet aan: ze geven ons veel, maar zijn niet zaligmakend.

Voor Paulus, in zijn Korintebrief, is het een treurige zaak als je zegt: ‘Laten we eten en drinken, want morgen sterven we.’ Mensen die zo denken, suggereert hij, zijn hopeloos. Ze hebben geen uitzicht op een beter leven of een mooiere toekomst, en daarom verliezen ze zich maar in hedonisme. Volgens Jesaja kan het uitbundig bezig zijn met lekker eten en drinken ook een teken zijn dat je wegvlucht voor je verantwoordelijkheid. In een periode dat zijn tijdgenoten hadden moeten vasten en rouwen vanwege hun collectieve schuld en vanwege internationale crises, gingen ze zitten feesten terwijl ze wachtten op het noodlot. Zo werkt het niet – ze hadden sober de schouders eronder moeten zetten om een verantwoordelijker leven te gaan leiden onder Gods aangezicht.

Kop in het zand

Waar eten en drinken te prominent worden, kan dat dus een signaal zijn dat hopeloze mensen aan het wegkijken zijn van de hopeloosheid die op hen afkomt. Jezus vergelijkt het zelf met de tijd van Noach. Er komt een grote klimaatramp aan, maar niemand luistert naar de waarschuwingen, omdat ‘men in de dagen voor de vloed at en dronk, trouwde en uithuwelijkte’. Dat rijmt wat mij betreft op onze eigen tijd. Het is de consumptiedrang van met name de gegoede westerse mens die de huidige klimaatcatastrofe mede veroorzaakt heeft. Toch weten we elkaar maar heel moeilijk een ander verhaal voor te houden dan nóg lekkerder te eten en drinken en nóg meer te genieten. “Koop die nieuwe auto!”, riep onze eigen premier nog geen tien jaar geleden. En jaar na jaar werden alle warmterecords gebroken.

Voor onze houding ten opzichte van eten en drinken (en andere zaken die genot kunnen geven zoals vakanties, seksualiteit, kledingshoppen) maakt de timing dus nogal uit. Had je honger omdat je op een lentemiddag zonder lunchpakket achter Jezus aan was gelopen, dan werd je onthaald op genoeg brood en vis voor een stadion vol. Heb je zoals Prediker een leven lang gezocht naar een goede manier om mens te zijn op Gods aarde, dan is een goed glas en een lekker maal je welverdiende loon. Doe je niets meer met je ziel, heb je in je hart de aarde allang opgegeven, en ben je met niets anders bezig dan kortstondige pleziertjes? Dan krijgen je genietingen een flink bittere nasmaak.

Een veelzeggend voorbeeld van een beroerde timing vinden we in het niet zo bekende bijbelboek Haggai. Het speelt zich af in een tijd van herstel. Jeruzalem en zijn tempel waren door de Babyloniërs verwoest, en de inwoners hebben zeventig jaar gedwongen in ballingschap moeten wonen, maar nu hebben ze recht van terugkeer gekregen. Het land mag weer worden opgebouwd. Haggai ziet aan dat iedereen druk aan de slag gaat om mooie huizen te bouwen, aat handelen en nieuwe gezinnetjes te gaan vormen. Maar tot zijn verbazing blijft één onderdeel van de stad als een ruïne braak liggen, en dat is de tempel van God.

Volgens Haggai blijven de mensen met smoezen komen waarom ze de tempel nog niet hebben hersteld. Ze zeggen bijvoorbeeld – daar heb je die timing weer – dat ‘de tijd nog niet is gekomen’. Daarop vraagt Haggai zich af waarom de tijd dan wel is gekomen om zélf in mooi afgewerkte huizen te wonen. Zijn stadsgenoten zetten hun nieuwe interieur of het resultaat van hun laatste verbouwing trots op Facebook, terwijl de rentmeester van de lokale kerk de verwarming laat afsluiten omdat de stookkosten voor een kerkdienst niet meer zijn op te brengen. De prioriteiten liggen helemaal verkeerd: ‘Jullie eten, maar raken nooit verzadigd, jullie drinken, maar nooit is het genoeg, jullie kleden je, maar krijgen het nooit warm. Bezin je op de weg die je bent ingeslagen!’

De juiste plek

In deze periode tussen de overdadige decembermaand en de aankomende vastentijd moet ik aan al deze bijbelse motieven denken. In het hele Oude Testament wordt er door profeten gewaarschuwd tegen het knielen voor beelden, en het aanbidden van afgoden. Die valse goden waren niets anders dan de vergoddelijking van iets aards. Alles onder de zon wat mooi is, wordt geperverteerd zodra we ervoor door de knieën gaan, het vergoddelijken en er allerlei offers aan brengen. Jezus zal zich later niet meer zo uitspreken over afgoden, behalve de oer-afgod mammon: de hebzucht. Die ziet Hij als grote concurrent van God zelf, want je kunt volgens Jezus onmogelijk beide heren tegelijk dienen.

Als christen ga ik straks weer veertig dagen sober leven in de hoop dat genot weer de juiste plek krijgt in mijn leven

Zonder het te weten of te willen, kan onze maatschappij weer een stukje terug die afgoderij in zijn gedreven. ‘Laten we eten en drinken, want morgen sterven we.’ Sommigen vinden lekkere dingen simpelweg het hoogst haalbare. Anderen zijn zich ervan bewust dat de wereld veel problemen kent, maar feesten die zorgen liever weg dan dat ze zich eraan committeren. Beide houdingen zijn diep cynisch en maken ons niet gelukkig. Als christen ga ik straks weer veertig dagen sober leven in de hoop dat genot weer de juiste plek krijgt in mijn leven. Als vrolijke bijkomstigheid, niet als doel, ónder de vriendelijk toeziende blik van een gul gevende, goedbedoelende God.

Was deze informatie zinvol?
We hebben uw feedback ontvangen, dankuwel!

Om deze pagina verder te verbeteren zijn wij benieuwd waarom u deze pagina wel of niet zinvol vond. U kunt ons helpen door de onderstaande vragen in te vullen.

Mogen we je contactgegevens voor eventuele verdere vragen? (niet verplicht)