Geloven doe je niet alleen, maar met een gemeenschap met oude en jonge mensen en alles daartussenin. Vanaf het ontstaan van de eerste gemeente is de kerk een plek waar kinderen komen en deelnemen aan de viering. Door de eeuwen heen krijgen kinderen steeds meer een bijzondere rol in de kerkdienst.
In de vierde eeuw schrijft een non in haar reisverslag over jonge kinderen die tijdens de dienst ‘Kyrie Eleison’ zingen tijdens de gebeden, bijvoorbeeld steeds wanneer gebeden wordt voor een overledene of zieke. Er vormen zich knapenkoren en jongens mogen de schriftlezing verzorgen. Ze werken ook mee aan theatrale uitvoeringen rond Pasen.
Overhoring over de preek
Met de Reformatie in de 16e eeuw worden het Woord, de interpretatie en de leer steeds belangrijker. Al op jonge leeftijd worden kinderen onderwezen in het geloof. Zo verplicht de Geneefse kerkorde (1541) alle kinderen in de onderbouw van de basisschool om naar de zondagse catechismusdienst te komen. Doen ze dat niet, dan loopt de familie een bepaalde toelage mis.
Zodra kinderen in de bovenbouw zitten, bereiden ze zich voor op het doen van geloofsbelijdenis. Daarna mogen ze samen met de volwassenen deelnemen aan het avondmaal.
In de Noordelijke Nederlanden is de catechese niet in de kerk maar op school, door de leerkracht. De meester leert de kinderen over het geloof en overhoort ze over de preek van afgelopen zondag. Dit gebeurt tot de scheiding van kerk en staat in 1806 ingaat.
Vanaf dan kan de hervormde kerk niet meer zo’n grote invloed uitoefenen op wat er op school wordt geleerd. Het is nu aan de predikant (en soms een catechiseermeester) om de kinderen van de eigen gemeenten te leren over God en de Bijbel. Soms op zondag, vaak ook op een doordeweekse avond, waar psalmverzen en de geloofsbelijdenis uit het hoofd worden geleerd.
1600 zondagsscholen
In diezelfde periode waait de Britse ‘zondagsschool’ over, een initiatief van filantroop Robert Raikes. Bedoeld voor arme kinderen die doordeweeks moeten werken in de fabriek of op de boerderij en op zondag niet in de kerk komen. Op de zondagsscholen leren ze lezen en schrijven én horen ze over de Bijbel.
Het Britse initiatief vindt al snel internationale navolging. In Nederland richten prominente figuren binnen de Reveilbeweging vanaf 1830 de eerste zondagsscholen op. In een periode waarin lang niet iedereen meer naar de kerk gaat, hopen de initiatiefnemers kinderen en hun families te raken met het evangelie én ze een kans te geven op een beter bestaan.
In 1865 wordt de Nederlandsche Zondagsschool Vereeniging opgericht, waar al snel 247 zondagsscholen lid van zijn. Samen bereiken die zo’n 25.000 kinderen. Er ontstaan ook verschillende andere zondagsschoolverenigingen, die elk passen bij de betrokken denominatie. De gereformeerden richten bijvoorbeeld in 1871 de vereniging ‘Jachin’ op. Naarmate steeds meer kinderen toegang hebben tot basisonderwijs, richten de zondagsscholen zich meer op alleen bijbelonderwijs. De groei gaat snel: in 1913 zijn er al meer dan 1600 zondagsscholen en bijna 200.000 betrokken kinderen.
In de loop van de twintigste eeuw – en vooral na de na de Tweede Wereldoorlog – daalt de populariteit echter. Kerken richten zich steeds meer naar binnen en zoeken nieuwe vormen. Veel protestantse gemeenten hebben nog steeds een zondagsschool: niet meer voor rand- en niet-kerkelijke kinderen, maar juist voor de eigen kinderen.
Catechisatie vindt vaak nog steeds wekelijks plaats, maar nu doordeweeks en met meer ruimte voor gesprek en discussie.
Daarnaast er zijn ook veel gemeenten waar al sinds jaar en dag 'kindernevendienst' is. Vaak maken de kinderen het begin en einde mee van de kerkdienst. Na het kindermoment, waarin de voorganger een gesprekje met hen aanknoopt of iets uitlegt over een thema, zingen ze een kinderlied en vertrekken ze naar hun eigen ruimte. Daar behandelen ze op hun eigen niveau een bijbelverhaal of thema. Vlak voor de zegen aan het einde van de dienst keren ze weer terug in de kerk.
Kliederkerk
Ook proberen gemeenten op creatieve manieren - net als bij de oorspronkelijke zondagsschool - kinderen te bereiken die anders nooit in de kerk zouden komen. Een voorbeeld hiervan is 'kliederkerk'. Dit is een familieviering waarin mensen – gelovig of ongelovig – op een creatieve manier de bijbelverhalen ontdekken. Hierbij draait het om samen ontdekken (door te knutselen en spelletjes te doen), samen te vieren (door te zingen en luisteren) en samen te eten.
Ook dit idee komt uit Engeland, waar het Messy Church heet. De Protestantse Kerk zegt erover: “De naam Kliederkerk is niet voor niets gekozen, het wijst op de chaos, het geklieder van het dagelijks bestaan waar we allemaal mee te maken hebben. God is aanwezig in ons geklieder en creëert iets goeds in en uit de chaos.”
Deze tekst is afkomstig uit de Canon van het Nederlandse protestantisme. Je kunt het boek hier bestellen.
Foto: Arend-Jan Westerhuis
Tekst: Francis Boer | Beeld: Teun Rijsijk (header)