Regelmatig zeggen mensen tegen mij: ‘Dat moet wel een enorme overgang zijn, van Cambridge naar een Gronings dorp!’ Om zich vervolgens af te vragen – al dan niet hardop – wat mij in vredesnaam heeft bezield. Ik haal dan relativerend mijn schouders op. ‘Ach’, zeg ik bescheiden, ‘het valt wel mee. In Cambridge was het laatste jaar door de lockdowns ook al niet zoveel te doen, en hier wonen we weer dicht bij de stad.’
Toch zetten deze vragen me aan het denken. Van tevoren kun je er immers weinig voorstelling van maken: hoe het zal zijn op een nieuwe plaats, in een nieuw huis, en in een nieuwe kerk. Maar nu ik hier drie maanden ben, begin ik voorzichtig een beetje te reflecteren.
Ik ben een echt stadsmens. Tenminste, dat is hoe ik altijd over mezelf dacht. Ik ben opgegroeid in Gouda en woonde vervolgens tien jaar in Utrecht. Daarna werd het Cambridge. Er waren altijd veel mensen, veel drukte, en een overvloed aan koffietentjes, cafés en winkels. Een bibliotheek, een bioscoop en een ruime keuze aan alle mogelijke voorzieningen.
Nu woon ik in een dorp van duizend inwoners. Er is één winkel en verder een dorpshuis, een huisarts en een kapper – en daarmee houdt het wel zo ongeveer op. Als je de straat achter ons huis uitloopt, zit je op het platteland.
In dit dorp staat ook een kerk. Strak naast de pastorie. In deze kerk komen allerlei soorten mensen. Zij die hier al hun hele leven wonen, een paar straten verder opgegroeid en zestig jaar geleden in deze kerk getrouwd. De mensen die hier later zijn beland, door een huwelijk of een baan. De kinderen die hier zijn geboren en met elkaar naar de dorpsschool gaan.
Als er iets is wat ik in het afgelopen coronajaar geleerd heb, is het wel dat het uiteindelijk om de mensen gaat. Niet om de hipste nieuwste koffiesoort of de hoeveelheid mensen in een winkelstraat of de keuze uit vijf verschillende bioscopen. Als er een pandemie dreigt, dan val je terug op het belangrijkste. Om je ergens thuis te voelen heb je meer nodig dan alleen een bruisend stadscentrum. Je hebt mensen nodig.
Aangrijpende levensverhalen, diepe gedachten en sprankelende figuren vind je niet alleen maar in de stad. Ik vind ze hier, in dit kleine Groningse dorp. Ze denken het niet van zichzelf, maar de mensen hier zijn minstens zo interessant als die in de stad.
Iedere week mag ik als dorpsdominee nieuwe mensen ontmoeten, en zij vertrouwen mij hun verhalen toe. Die heel alledaagse momenten van samen koffie drinken worden heilig. Ze brengen mij keer op keer bij de kern: dat je in de verbinding met anderen – en zo ook met de Ander – ware zin vindt. Daar heb je geen terrasje op de Neude voor nodig: een huiskamer op het Groningse platteland, volgestapeld met herinneringen van een heel leven, is ook genoeg.