Maarten Luther
Deze hervormer werd geboren in 1483 in het Duitse Eisleben. Hij ging op 22-jarige leeftijd het klooster in, nadat hij tijdens een hevige onweersbui bijna geraakt werd door een bliksemschicht, maar bewaard bleef. Van een doodgewone Augustijner monnik werd hij op een gegeven moment priester in Erfurt. Na een jaar priesterschap vertrok hij naar de stad Wittenberg om daar filosofie te geven.
Felbegeerde papiertjes
Tijdens zijn verblijf in Wittenberg werd Luther hoogleraar in de moraaltheologie en werkte hij als priester in de stadskerk. Hij werd daar geconfronteerd met de uitwassen van het aflaatsysteem. Parochieleden waren ervan overtuigd dat hun zonden vergeven werden wanneer ze aflaten kochten. Sommigen gaven alles wat zij hadden voor deze felbegeerde papiertjes. Niet persoonlijke inzet en berouw, maar géld zou zonden vergeven – hier was Luther het niet mee eens. En waarom moesten al die inkomsten naar de bouw van rijk versierde kerken vol pracht en praal?
In de ban
Zijn ongenoegen over misstanden binnen de kerk uitte hij op 31 oktober 1517 in 95 stellingen, bedoeld om met andere theologen en kerkelijke leiders over van gedachten te wisselen. De kerk moest van binnenuit veranderen, vond Luther.
Sneller dan hij zelf voor mogelijk had gehouden kopieerden enkele aanhangers zijn stellingen en verspreidden die met hulp van de gloednieuwe drukpers. Velen konden zich vinden in Luthers standpunten.
Het begon te rommelen in het Duitse Rijk. Luther besefte, onder andere door een dispuut in 1519 in Leipzig tussen hem en een Wittenbergse collega over de rol van de paus, dat de kerk niet wilde hervormen. De tijd was rijp voor een nieuw geluid, een nieuwe kerk.
De landsheer, Karel V, kreeg lucht van zijn nieuwe ideeën. Nadat hij hem op de Rijksdag in Worms had gehoord, deed hij Luther in de ban. Dit betekende dat hij al zijn rechten en bescherming als staatsburger kwijtraakte.
Een genadig God
Hij dook onder als jonker Jörg in kasteel de Wartburg, eigendom van de vorst Frederik de Wijze. Die kon zich wel vinden in Luthers ideeën. Tijdens dit verblijf vertaalde Luther het Nieuwe Testament binnen een aantal maanden in het Duits.
Voortaan hoorden gelovigen niet meer alleen geestelijken uit de Bijbel voorlezen in het Latijn, maar kon men zélf de Bijbel lezen en interpreteren. Dit vond Luther belangrijk: juist het onderzoeken en doorgronden van de Bijbel had zijn beeld van God immers compleet veranderd: van een straffende, naar een genadig God. Luthers ideeën en vertalingen vonden vaste grond en in het Duitstalige gebied ontstonden veel lutherse gemeenten. Vanuit het Duitse Rijk verspreidden Luthers’ ideeën zich door Europa.
Luther leefde, preekte, schreef en onderzocht verder in betrekkelijke vrijheid in een rijk dat werd geteisterd door maatschappelijke en religieuze onrust. Hij trouwde met een gevluchte non, Katharina von Bora, ze kregen samen zes kinderen en tot het einde van z’n leven bleef Luther rondtrekken, overtuigen en schrijven.
Johannes Calvijn
Jean Cauvin, oftewel Johannes Calvijn, werd geboren in 1509 te Frankrijk. Hij begon aan een opleiding tot priester, maar rondde uiteindelijk een studie rechten af. Tijdens zijn studententijd kwam hij in aanraking met de nieuwe, radicale ideeën van Luther en met het humanisme, een stroming die aandacht had voor de ratio en de wetenschap, ook (en juist) binnen het geloof.
In 1532 schreef hij als humanist zijn eerste boek, een commentaar op een verhandeling van Seneca, die was uitgegeven door Erasmus. Voor deze humanist had Calvijn veel bewondering.
Paulusbekering
Waarom Calvijn uiteindelijk protestant is geworden, is niet helemaal duidelijk. Calvijn zelf sprak in zijn geschriften van een erg plotselinge ingeving, als het ware een Paulusbekering. In elk geval maakte hij zo rond het jaar 1533 een keuze met verstrekkende gevolgen: hij werd deel van de destijds nog jonge, protestantse beweging.
Verbannen
Het protestantisme was destijds verboden in Frankrijk. Calvijn zwierf van de ene naar de andere plek en gebruikte onder andere de schuilnaam Charles d'Espeville. Hij kwam in het Zwitserse Bazel terecht en schreef daar de eerste versie van zijn beroemde Institutio Religionis Christianae. Deze Institutie werd in 1536 uitgegeven. Zijn leven lang bleef hij dit werk aanvullen en verbeteren.
In Zwitserland mochten onafhankelijke steden zelf bepalen of ze de katholieke of de protestantse leer aanhingen. Op een gegeven moment vertrok Calvijn naar Genève, een protestantse stad, en werd hier predikant. Hiermee was hij een soort ambtenaar in dienst van de lokale overheid.
In 1537 werd hij verbannen. Hij wilde bij wet vastleggen dat vluchtelingen in Genève, zogenaamde ‘habitants’, de 21 artikelen van zijn geloofsbelijdenis onderschreven. Daar was de plaatselijke overheid het niet mee eens.
Vier ambten
Na een aantal productieve jaren waarin hij schreef en verbleef in Straatsburg, keerde hij weer terug naar Genève, ondertussen getrouwd met weduwe Idelette de Bure. De veranderde gemeenteraad heette hem weer welkom, de waardering voor Calvijn was in zijn afwezigheid alleen maar gegroeid. Hij ontwikkelde een nieuwe kerkorde, die veel protestantse kerken in de daarop volgende eeuwen navolgden. Zo riep hij vier ambten in het leven: predikanten, diakenen, ouderlingen én doctores (verantwoordelijk voor het opleiden van nieuwe predikanten). Hij stichtte een academie, de latere Universiteit van Genève, waar predikanten werden opgeleid die op hun beurt door heel Europa de calvinistische leer verspreidden.
Verschillen
Theologie zou theologie niet zijn als er geen verschillende opvattingen waren. Hoewel veel Nederlandse protestanten Luther en Calvijn zien als de grondleggers van het protestantisme, waren er een aantal grote verschillen tussen de overtuigingen van de twee hervormers.
Ten eerste hing Calvijn de theorie aan van de zogeheten predestinatie: de overtuiging dat mensen geen enkele invloed hebben op hun eigen redding en alleen door genade konden worden behouden. Luther was van mening dat men door geloof, berouw en bijbellezen invloed kon hebben op de eigen redding.
Ten tweede was het avondmaal - of de oorspronkelijke katholieke mis - een heikel punt. Luther stond nog altijd achter het katholieke idee van ‘transsubstantiatie’: een daadwerkelijke verandering van brood en wijn in Jezus’ lichaam en bloed. Calvijn zag het avondmaal eerder als een herdenking van de kruisdood en niet als een daadwerkelijke transformatie.
Tot slot wilde Luther het katholieke kerkelijke organisatiemodel intact laten. In het algemeen voelde hij minder weerstand dan Calvijn tegen autoriteit en tegen de verbinding van kerk en staat.
Niet voor niets kwam Calvijn met een nieuwe organisatiestructuur van de kerk, met onder andere de vier ambten. Zowel Luther als Calvijn waren ervan overtuigd dat je de overheid moet gehoorzamen, het is immers een instelling van God (Romeinen 13). Maar Calvijn zag het als christenplicht om je te verzetten als die overheid ingaat tegen Gods Woord. Luther was daar erg terughoudend in.
---
Dit is een artikel in de nieuwe serie #Protestants: een serie over verhalen, rituelen, gebruiken en voorwerpen die typisch protestants zijn. Lees ook:
Tekst: Francis Boer en Judith van der Spoel