Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde
subline-curl
Abonneer gratis op Petrus Magazine

Leestip: ‘Help, ik heb een puber!’

Rebecca Schoon heeft erg gelachen tijdens het lezen van het boek van Kluun over pubers/jongeren. Ze dacht regelmatig: gelukkig is het bij mij thuis zo erg nog niet, maar het komt in de buurt.

Pubers zijn superleuk (én strontvervelend) 

Hoewel het woord ‘super’ natuurlijk boomer-ish en ‘cringe’ (als je een puberouder bent, ken je dit woord) is, is dat het gevoel wat je overhoudt aan het lezen van dit boek. Ik vind mijn jongens van 14 en mijn stiefzoon van bijna 16 vooral erg vermakelijk, grappig, adrem en ‘ziek’ eerlijk. Natuurlijk zijn ze ook bijdehand, bot, lui, slordig, asociaal en onhandig, maar gelukkig zijn alle pubers zo! Dat relativeert enorm. En denk je regelmatig dat het bij anderen vast minder erg is? Niet dus! Pubergedrag uit zich bij elk kind anders, maar er zijn tig overeenkomsten. Smullen om dat in absurde beschrijvingen in het boek terug te lezen. Volgens Kluun zijn er vier types pubers: de nerdy puber, de relpuber, de depripuber en de superpuber. Ik haalde de mijne er zo uit. 

Maar de ouders zijn pas écht erg! 

Waar ik dacht vooral veel over pubers te leren, leerde het boek me veel over mijn eigen ouderschap. Want uiteraard ontstaat alles in de interactie. Kluun schetst vier soorten ouders. De neushoorn die streng is en alle controle wil houden. Het buideldier dat beschermend en naïef is. De struisvogel die z’n kop in het zand steekt en onverschillig is. En de volwassen, perfecte ouder die precies weet wanneer de teugels aan te trekken en wanneer te laten vieren. Ik help je uit de droom, niemand is altijd de perfecte ouder. Ik herkende mezelf in een schizofrene mix tussen de neushoorn en het buideldier. Soms bries en commandeer ik letterlijk in het rond, dan ben ik weer overbezorgd en neem alles van m’n pubers over. Ik kreeg allerlei ideeën hoe dit voortaan evenwichtiger aan te pakken. 

Communiceren met pubers 

Probeer nooit in ‘hun’ straattaal te praten (maat, dat is kaulo chill), want dan ben je de ergste boomer ooit. Vroeger zei ik cool, gaaf of tof (soms nog steeds) en mijn ouders zeiden mieters en gingen naar een fuif, dus ik ben toch erg bij de tijd? Doe maar niet. Sowieso zijn pubers wezens van weinig woorden. Het beperkt zich ook bij ons thuis vaak tot: “Wat eten we vanavond?” en “Kun je dit even voor me betalen/pakken/regelen?” Het is lastig om pubers (open) aan het praten te krijgen. Het helpt in elk geval niet om altijd te beginnen met: “Ruim nu eindelijk die rotzooi op!” of “Ga je zo aan je huiswerk?”, heb ik gemerkt. Kluun geeft een aantal gouden tips over communiceren en conflictbeheersing. Niet nieuw voor me, maar wel weggezakt. Zo probeer ik als zij beginnen met praten mijn mond te houden en hen niet te onderbreken. 

Ander tijdperk 

Kluun geeft in zijn boek veel feiten, bijvoorbeeld over het puberbrein en het puberlichaam. Maar ook hilarische voorbeelden over puberseks, pubereten, de puberslaapkamer en de puberschool. Wat bij mij echt binnenkwam was het hoofdstuk over de onlinepuber. Hoewel mijn (stief)kinderen en mijn vriend de fenomenen ‘scherm’, ‘gamen’ en ‘filmpjes kijken’ al menig keer verdedigd hebben, viel het kwartje nu pas echt. Onze jongeren zijn nou eenmaal in een ander tijdperk geboren. Voor hen is de onlinewereld nét zo belangrijk als de offlinewereld, punt. Daar kunnen wij niks aan veranderen.  Get used to it!, schrijft Kluun onomwonden. Het maakt mij wat relaxter. Ik wil graag grenzen blijven stellen, maar er minder neurotisch en negatief in staan. 

Pubers en de kerk 

Kluun benadrukt regelmatig dat we onze pubers niet meer zo kunnen sturen zoals toen ze nog kinderen waren. En het kan averechts werken om commentaar te geven op uiterlijk, kleding, passies of het schoolniveau dat ze niet halen of per se willen halen. En net zoals het kiezen van vrienden of het beïnvloeden wat ze leuk of belangrijk moeten vinden, is ook het opdringen van kerk, tienerclub of ‘het geloof’ uit den boze. Dat zal menig ouder herkennen. Wat dan wel te doen? Toen mijn jongens naar groep 8 gingen mochten ze al naar de tienergroep van onze kerk. Slim, want dan zijn ze nog enigszins kneedbaar. Ze vonden het stoer om bij de middelbare-schoolclub te horen. Vanaf eind brugklas werd het moeilijker. De groep was klein en niet met iedereen klikte het. Ik bleef het toch stimuleren (als een neushoorn) en meestal gingen ze dan schoorvoetend. Inmiddels is er een wat grotere groep en meer onderlinge klik. Een beetje geluk én een beetje dwang. Maar ook als jongeren afhaken, treur niet, schrijft Kluun. Je hebt aan ze gegeven en laten zien wat je belangrijk vindt. Op een dag komt dat weer naar boven en doen ze ermee wat hén past. Vertrouwen is toch wel het sleutelwoord van dit boek. 

Elke week het beste van Petrus online

Ontvang de wekelijkse nieuwsbrief

Was deze informatie zinvol?
We hebben uw feedback ontvangen, dankuwel!

Om deze pagina verder te verbeteren zijn wij benieuwd waarom u deze pagina wel of niet zinvol vond. U kunt ons helpen door de onderstaande vragen in te vullen.

Mogen we je contactgegevens voor eventuele verdere vragen? (niet verplicht)