1. Alles wat over ons geschreven is (Lied 536)
De Veertigdagentijd is niet denkbaar zonder dit iconische lied, geschreven voor Willem Barnard op een monumentale melodie van Frits Mehrtens. Het lied wordt vaak gezongen op de zondag voorafgaand aan de vastentijd, of op Aswoensdag.
2. Vernieuw in ons, o God
De oorspronkelijke, Engelse versie van dit lied is bedoeld voor de Veertigdagentijd, als voorbereiding op de doop in de paasnacht. Dat zie je onder andere terug in de woorden en beelden over de lente: 'lentelicht', 'een bloem die zich opnieuw opent'. Maar ook in andere jaargetijden kan dit lied gezongen worden.
3. Ik wil jou van harte dienen
In Mattheus 25:35-36 worden we opgeroepen tot 'werken van barmhartigheid': hongerigen voeden, zieken bezoeken, naakten kleden, enzovoort. De Veertigdagentijd is een tijd om hier extra bij stil te staan en dit lied past daar perfect bij.
4. Een mens te zijn op aarde (Lied 538)
Een mens te zijn op aarde
in deze wereldtijd,
is leven van genade
buiten de eeuwigheid,
is leven van de woorden
die opgeschreven staan
en net als Jezus worden
die ’t ons heeft voorgedaan.
Een mens te zijn op aarde
in deze wereldtijd,
is komen uit het water
en staan in de woestijn,
geen god onder de goden,
geen engel en geen dier,
een levende, een dode,
een mens in wind en vuur.
Een mens te zijn op aarde
in deze wereldtijd,
dat is de dood aanvaarden,
de vrede en de strijd,
de dagen en de nachten,
de honger en de dorst,
de vragen en de angsten,
de kommer en de koorts.
Een mens te zijn op aarde
in deze wereldtijd,
dat is de Geest aanvaarden
die naar het leven leidt:
de mensen niet verlaten,
Gods woord zijn toegedaan,
dat is op deze aarde
de duivel wederstaan.
5. Wie kent de eenvoud van het breken (Lied 392)
Wie kent de eenvoud van het breken,
de stille omgang van het brood?
Wie hoort de wijn van liefde spreken,
een liefde sterker dan de dood?
Er is een kind bereid tot delen,
het komt met brood, het komt met vis,
het geeft zijn voedsel aan de velen,
een weldaad in de wildernis.
Er staat tot ons geluk geschreven
dat God zeer overvloedig is,
wij zijn geschapen om te geven,
zo tonen wij zijn beeltenis.
Er is een mens ons bijgebleven,
bij brood en wijn hoor ik zijn stem,
als water vloeit zijn kostbaar leven,
een vis is tekenend voor hem.