Haar hoofd ligt op mijn schouder, haar hele lijfje tegen mij aangeplakt. Overdag doet ze dit allang niet meer. Al is ze pas 8 maanden, de wereld ontdekken is veel belangrijker dan tegen mama aankruipen. Maar ’s nachts is alles anders.
Soms is het moeilijk om te slapen. Dat geldt voor de meeste mensen, maar vooral voor baby’s. Iedere nacht opnieuw is het een verrassing wat er gaat gebeuren. Zo zit ik deze nacht op de stoel naast haar ledikant, terwijl zij heerlijk op mijn schouder ligt te slapen. Haar terugleggen mag niet. Ze wil bij mij zijn.
Ik ben ondertussen klaarwakker. Ik luister naar haar ademhaling, voel die tegen mij aan. Haar zachte haartjes tegen mijn wang. Het raakt me, zomaar opeens. Dat dit mij overkomt. Dat ik hier zit, met een kind in mijn armen, een kind dat zich volledig overgeeft en toevertrouwt aan mij. Zelfs, zo merkte ik in de eerste weken na haar geboorte, zó op mij aangepast is dat zij rustig wordt als ik rustig word. Ik las later dat dat inderdaad zo is: dat baby’s blijkbaar zo verbonden zijn met hun moeder dat hartslag en ademhaling op elkaar afgestemd worden.
"Het raakt me, zomaar opeens. Dat ik hier zit, met een kind dat zich volledig aan mij toevertrouwt"
Er komen regels in me op. ‘Dragende, moederlijke God … U baarde mij, ik ben uw kind.’ Het zijn woorden van Juliana van Norwich, op muziek gezet en vertaald. Ze was een 14e-eeuwse Engelse mystica die ervoor koos om als kluizenares te leven. Juliana had eerder in haar leven visioenen gehad en die schreef ze op. Dat deed ze met een grote vrijheid van denken – zo was het moederlijke in God een van haar belangrijkste theologische gedachten.
Dat God ook moeder is, is geen nieuw idee. In de Bijbel wordt ook gespeeld met moederlijke beelden voor God. Ik heb al vaker geprobeerd om mijn toch behoorlijk mannelijke godsbeeld te laten verzachten door die beelden.
Maar nu pas lukt het. Door dat kleine, afhankelijke wezentje dat niet meer in haar eigen bed wil slapen. Zij opent een nieuwe wereld voor mij: een wereld van een onuitsprekelijk grote liefde. Die laat mij iets nieuws proeven van Gods liefde. En geeft mij het vertrouwen dat ook ik mij mag neerleggen in een moederlijke omhelzing, dat Gods adem met die van mij verbonden is, dat Zij mij komt troosten als ik huil.
Uiteindelijk geef ik het op en neem ik mijn dochter mee naar het grote bed. Tussen vader en moeder in slaapt ze gerust, in volle overgave.
Dragende, moederlijke God,
U baarde mij, ik ben uw kind.
Schepper die mij adem geeft,
U bent mijn zon, mijn weer en wind.
(Lied 707)