Ik was deze zomer op het Engelse festival Greenbelt. Een plek die al vijftig jaar draait om geloof, kunst en kritisch denken. Het is in die jaren een plaats geworden waar mensen in alle soorten en maten en kleuren zich thuis voelen. Elly en Rikkert zouden zingen:
Zoals we door de straten lopen
En de wonderlijkste kleren kopen
Zijn we net
Twee vreemde vogels.
Vreemde vogels
Er liepen een boel vreemde vogels rond op Greenbelt. Ook een van mijn favoriete dominees was er, Nadia Bolz-Weber. Zelf ook een kleurrijk figuur wist ze goed raad met alle verschillende identiteiten onder haar gehoor. Bij het nagesprek herhaalde ze de vragen van haar luisteraars, en als aan de buitenkant niet duidelijk was of iemand zich identificeerde als een hij of een zij, en misschien dus geen van beide was, dan hanteerde ze soepel het neutrale ‘they’. Zonder ook maar één keer te haperen of met haar ogen te knipperen. Niemand keek vreemd op. Ik had dat nog niet eerder meegemaakt.
De doorsnee-kerk
Op een ander moment vroeg een spreker: ‘Wie van jullie voelt zich niet thuis in een doorsnee-kerk?’ Overal om mij heen gingen handen omhoog. De doorsnee-kerk in Engeland was blijkbaar geen plek waar je makkelijk kunt inschuiven als je net een beetje afwijkt van de norm. Of als je rondloopt met grote vragen en twijfels. Ik, als dominee van een doorsnee-kerk in Nederland, voelde me scherp en kritisch aangesproken.
Want ik moet toegeven dat onze Protestantse Kerk in Nederland toch op de meeste plekken een kerk van de doorsnee is. En heel vaak vind ik dat prima – doe maar gewoon, dat is al gek genoeg. Maar hoeveel mensen lopen er rond die snakken naar een gemeenschap waar ze volledig worden geaccepteerd? Die zich bekeken en aangestaard voelden toen ze in de kerk kwamen, en er daarom niet meer komen? Of mensen die wel in de kerk zitten maar zich van binnen anders voelen dan ze zich van buiten durven tonen? Met hevige vragen diep in hun hart die er niet uitkomen?
Die paar dagen festival waren voor mij een oefening in het verlaten van mijn ongemak
Heilig moment
Ik liep rond op Greenbelt, daar ergens midden op het Engelse platteland, en ik keek naar al die vreemde vogels. Het ontroerde me plotseling. Het voelde als een heilig moment. Zou het zo zijn in Gods Koninkrijk? dacht ik. Dat we elkaar niet de maat nemen, maar de ander gewoon de ander laten zijn? Elkaar de ruimte geven om uit te vogelen wie je bent?
Jij met je ravenzwarte haren
Je kanariegele vest
Kijk de mensen staan te staren
Die zijn anders dan de rest
Twee vreemde vogels
Maar de lucht is vrij
De zon voor mij
Want in een huis van steen
Kan ik niet wonen.
Die paar dagen op het festival waren voor mij een oefening in het verlaten van mijn ongemak. Want soms moet je je gewoon eerst ergens in onderdompelen voor je verder kunt.
Ik hoop op een kerk vol vreemde vogels. Want juist op de vreemdste plaatsen en te midden van de wonderlijkste mensen is God het dichtste bij.