Lieve Abel,
Jij zit nu in de fase van de eerste woordjes. Je vader en moeder kijken ze bijna uit je mond … Hoor ik ’m nu papa zeggen? Of mama? Opa zeg je nog niet, maar dat vind ik niet erg. Want wij hebben samen eigenlijk helemaal geen woorden nodig. Met gebaren en wat klanken komen wij er ook wel uit. Als je bij mij op bezoek bent, pak je de bal, wijs je naar de voordeur en zeg je da of di. Zo helder als glas: wij moeten door die deur om te gaan voetballen in de hal of op het grasveldje aan de overkant. Ik trek ook weleens een gek gezicht naar je en dan doe jij het na. Nou, dat is toch ook communicatie? Of je pakt een boekje, zegt di of da en wijst en slaat bladzijden om. Zo wordt er een heel verhaal verteld.
Hebben we eigenlijk wel woorden nodig, Abel? Ik vind het mooi dat jij met een paar klanken en gebaren precies kunt aangeven wat je wilt zeggen. En ik versta jouw taal omdat ik aandachtig naar je kijk en je wíl begrijpen. Dat zouden grote mensen ook wat vaker moeten doen: met aandacht naar elkaar kijken, luisteren om erachter te komen wat die ander ons wil zeggen.
Ik versta jouw taal omdat ik aandachtig naar je kijk en je wíl begrijpen
Het doet me denken aan een oud verhaal. Het wordt op het feest van Pinksteren gelezen. Ik wil het je graag later een keer helemaal vertellen, maar nu alvast een voorproefje. In het tweede deel van de Bijbel gaat het veel over Jezus. Mensen vinden wat Hij zegt en doet mooi. Aan het einde van Zijn leven neemt Hij afscheid van zijn vrienden. Als Hij weg is, zijn ze verdrietig. Maar dan gebeurt er iets wat ik niet goed kan uitleggen. Ze ontdekken dat het leven doorgaat, ze worden enthousiast. Ze krijgen - zo zegt het verhaal - de Geest. Ze raken er zo vol van dat ze van alles gaan roepen. Klanken. Net als jij nu. En gebaren. Net als jij nu doet. En, heel wonderlijk, mensen overal vandaan, uit landen en streken met een andere taal, begrijpen wat ze zeggen. Ik denk omdat de vrienden van Jezus de taal van het hart spraken. En zo veel enthousiasme en liefde uitstraalden dat iedereen met aandacht naar hen keek en begrepen wat ze wilden vertellen. Mooi hè? Jij roept ook van alles: bla bla, en da en di. En ik begrijp het. Ik weet wat je wilt zeggen want ik zie jouw gezicht en je gebaren. Misschien is het op die pinksterdag ook wel zo gegaan.
Natuurlijk is het fijn als jij steeds meer woorden leert en straks zelfs zinnetjes. Dat we gesprekken kunnen voeren, we elkaar kunnen vertellen wat we meemaken, wat er in ons omgaat. Maar vooraf aan die taal met letters is er nu die taal met klanken en met gebaren. En die taal verwarmt mij, maakt dat ik je beter leer kennen en steeds meer van je ga houden. Laten we afspreken dat we altijd ook die taal van het hart blijven spreken en ernaar blijven luisteren. Met elkaar en met anderen.
Een dikke knuffel van opa
Foto's: Unsplash (kop)/ Jos van Oord