Al eeuwenlang vieren veel protestantse gemeenten jaarlijks een ‘biddag’ en een ‘dankdag’ (officieel: Bid- en Dankdag voor Gewas en Arbeid). Twee belangrijke momenten in het kerkelijk jaar om je bewust te worden van de afhankelijkheid van Gods genade en te belijden dat Hij de bron van al het goede is.
Meestal vragen gemeenten in een avonddienst een zegen over het leven en werk (Biddag) of danken ze voor die ontvangen zegen (Dankdag). Sommige kerken houden ook een ochtenddienst, vaak speciaal voor kinderen.
Eerste vruchten
Het vieren van bid- en dankdag heeft zijn oorsprong in de middeleeuwse bededagen in de Rooms-Katholieke Kerk: dagen van bezinning, gebed, vasten en boetedoening. Deze vonden plaats aan het einde van elk seizoen (de zogeheten ‘quatertemperdagen’) en in tijden van nood en gevaar (de zogeheten ‘kruisdagen’).
Tijdens de quatertemperdagen werden de eerste vruchten van de oogst aan God gewijd, bijvoorbeeld olijven, wijn of graan. Tijdens de kruisdagen was het gebruikelijk om God op het land in de buitenlucht te smeken om een zegen. Dat gebeurde tijdens een processie, waarbij de priester met een kruis door de velden trok.
Rampen voorkomen
In 470 voerde de Franse bisschop Mamertus voor het eerst zo’n bidprocessie uit. Hiermee wilde hij God vragen de rampen te weren die zijn bisdom overvielen. Later werden deze kruisdagen een vast onderdeel van het liturgisch jaar in de Rooms-Katholieke Kerk, gevierd op de maandag, dinsdag en woensdag voor Hemelvaart. Na de Reformatie nam een deel van de reformatorische kerken op een geheel eigen wijze de traditie van de bededagen over.
Vaste dagen
Tijdens de Synode van Dordrecht (1578) werd besloten om in tijden van oorlog, honger, watersnood en andere rampen massaal te bidden en te danken. Aanvankelijk kondigde de plaatselijke overheid aan wanneer een bid- of dankdag gehouden werd.
In de loop van de tijd werden hiervoor vaste dagen ingesteld. Bovendien verschoof de focus. Toen door de industrialisatie steeds minder mensen boer werden, werd er niet meer alleen gebeden en gedankt voor ‘gewas’, maar ook voor ‘arbeid’. Tegenwoordig staan kerken ook meer in het algemeen stil bij de samenleving en de wereld. Veel kerkelijke gemeenten zamelen dan bovendien kleding, voedsel of geld in voor een goed doel.
Eind jaren zestig waren de bededagen grotendeels verdwenen uit de rooms-katholieke traditie. In 2005 besloten Nederlandse bisschoppen hier verandering in te brengen: ze voerden opnieuw de quatertemperdagen in. Deze sluiten aan bij de vier jaargetijden én bij de protestantse bid- en dankdag.
Visserij
Verschillende plaatsen hebben eigen tradities. In (oorspronkelijke) vissersdorpen, zoals Katwijk aan Zee en Arnemuiden, heten de dagen bijvoorbeeld Bid- en Dankdag voor Gewas, Arbeid en Visserij. Deze worden soms gehouden op zondag, zodat ook de vissers erbij kunnen zijn.
Urk houdt Biddag al op de tweede woensdag in februari, de start van het nieuwe visseizoen. Die hele week, 'bidweek', blijft de vloot in de haven. Dankdag valt op 31 december. In het verleden bleven de vissers namelijk vanaf Kerst wekenlang thuis omdat de Zuiderzee dan meestal dichtgevroren was.
Bewustwording
Op biddag wordt gevraagd om Gods zegen voor ons leven en ons werk, en dat van anderen. Het is een moment om stil te staan bij de afhankelijkheid van Gods genade en te belijden dat Hij de bron van al het goede in de wereld is. Dat maakt biddag ook een dag van bewustwording. Welvaart en veiligheid zijn niet vanzelfsprekend, en veel mensen leven in armoede, onzekerheid of hebben te maken met onrecht. In veel gemeenten wordt daarom gebeden voor Gods zegen voor de samenleving en de wereld. Daaraan worden vaak concrete acties gekoppeld, zoals het ophalen van kleding, voedsel of financiële middelen voor mensen die minder bedeeld zijn.
Deze tekst is afkomstig uit de Canon van het Nederlandse protestantisme. Je kunt het boek hier bestellen.
Lees ook deze overdenking van Marleen van der Louw over 'dankbaar leven':
Tekst: Francis Boer