Vernieuw in ons, o God,
uw liefde, lentelicht.
Herstel ons naar uw beeld en strijk
het kwaad uit ons gezicht.
Beadem ons, o Geest,
met wonderlijke kracht,
dan opent zich het leven weer,
een bloem in volle pracht.
Geef ons, o Christus, deel
aan levenslang geluk.
Gedoopt in U, een nieuw bestaan –
dat slaat geen dood meer stuk.
Drie-enig God, vervul
wat U ons hebt beloofd,
na al ons zoeken U te zien,
dan staan wij oog in oog.
Tekst: Carl P. Daw jr., ‘Restore in us, o God’
Melodie: Hal H. Hopson
Tekst en melodie: © Hope Publishing Company*, Carol Stream; vertaling: © BV Liedboek
Toegelicht: Vernieuw in ons, o God
(door dr. Oane Reitsma, predikant van de Protestantse Gemeente Enschede)
Vernieuwing
Dit lied is net zo rijk aan inhoud als beknopt. De vier korte coupletten vormen een gebed (want gericht aan God), waarin vanuit een bescheiden houding gevraagd wordt het kwaad in het leven weg te nemen. Het wordt verbonden met de in het christelijk geloof centrale gedachten van vernieuwing, liefde en geestkracht. In de coupletten wordt God achtereenvolgens aangesproken als God (Vader) – Geest – Zoon. Een andere volgorde dus dan we meestal gebruiken in de kerk. Bijbels-theologisch wel mooi, omdat in de Bijbel al lang voordat er sprake is van Christus er sprake is van ‘geestkracht’. In het vierde couplet worden deze drie samengenomen in het ‘Drie-enig God’ en daarmee sluit het lied aan bij de aloude traditie van de oudkerkelijke geloofsbelijdenissen.
Vader – Geest – Zoon
God wordt gevraagd ons vanuit zijn ‘lentelichte liefde’ te vernieuwen in hoe Hij de mensen oorspronkelijk geschapen had: naar Zijn beeld. Hier klinkt onder meer Psalm 51 in door: schep in mij een zuiver hart. Het nieuwe leven – herschepping – is theologisch altijd verbonden met de oorspronkelijke schepping, daarom is er sprake van ‘herstellen’ (‘herstel ons naar Uw beeld’). In het tweede couplet wordt dezelfde gedachte uitgewerkt met een ander beeld uit de eerste hoofdstukken van Genesis: God blaast de mens de levensadem in. Hij kan dat opnieuw doen, zodat we opnieuw tot leven komen.
Doop
Het derde couplet maakt de wending naar het sacrament van de doop, als symbool dat God ons vasthoudt vanuit Zijn verbond met de mensen en met de schepping. Daarmee is de doop altijd ook symbool van het ongebroken leven en van een nieuw bestaan. Deze keer wordt Christus aangesproken, omdat we in Zijn kerk gedoopt worden. Maar ook het vierde couplet sluit hierop aan, door alledrie – Vader, Zoon en Geest – aan te roepen. Hetzelfde gebeurt immers bij de doop!
Lentetijd
Het lied is oorspronkelijk (in zijn Engelse versie) bedoeld voor de Veertigdagentijd, als voorbereiding op de doop in de paasnacht. Dat blijkt onder meer uit woorden en beelden die aan de lentetijd ontspringen: ‘lentelicht’ (couplet 1), een bloem die zich opnieuw opent (couplet 2). Ook in andere tijden van het jaar kan het lied prima gezongen worden, als roep tot God om het ongebroken bestaan dat al diep in ons mens-zijn verborgen aanwezig is, te laten doorbreken, zodat heel de schepping tot haar recht komt en de mensen daarin ook.