Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde
subline-curl
Abonneer gratis op Petrus Magazine

Psalmzingend de eeuwen door

Het volk Israël aanbad God al door de woorden van de psalmen te zingen. En nog steeds zijn deze liederen niet weg te denken uit veel kerkdiensten. Hoe zijn de psalmen zo belangrijk geworden?

“Goed zingen is twee keer bidden!” zei kerkvader Augustinus ooit. Muziek raakt mensen in het hart, ook als woorden alleen dat niet kunnen. Zingen heeft altijd een grote rol gespeeld in de kerkelijke traditie. In de vierde eeuw maakt bisschop Ambrosius al allerlei hymnen. Ook psalmen klinken in de vroege kerk, zij worden onberijmd gezongen.

Eeuwenlang zingen geestelijken, de cantor, de schola (koor) en het kerkvolk om de beurt of samen tijdens de mis, de getijden (de vaste dagelijkse gebedsmomenten in kloosters) klinken vaak in het Latijn. Met de Reformatie worden kerkgangers meer deelnemers van de dienst: niet alleen kijken en luisteren, maar zelf zingen in de eigen taal.

Zelf zingen

Hervormer Luther groeit op met muziek en benadrukt hoe belangrijk muziek is voor gelovigen. Hij pleit ervoor dat kerkgangers samen zingen in de volkstaal en door het zingen tegelijkertijd kennis opdoen over de Bijbel.

In 1523 schrijft hij zijn eerste lied. Ook vertaalt hij liederen uit het bijbelboek Psalmen. Deze giet hij in coupletten zodat de hele gemeente ze kan zingen. De hervormer brengt daarnaast vertalingen uit van hymnes, schrijft geestelijke teksten en passende melodieën.

Foto: Wim van 't Einde

De rijkdom van kerkmuziek van vóór de Reformatie wil Luther niet kwijt. Voorzang, koren, gemeentezang en begeleiding door orgel en andere instrumenten dit blijven allemaal onderdelen van de lutherse eredienst. Luthers enthousiasme over muziek heeft niet alleen de kerk, maar ook de rest van de wereld een rijk repertoire opgeleverd, denk aan de werken van bijvoorbeeld Dietrich Buxtehude en Johann Sebastian Bach.

Satans fluytencast

Calvijn bepleit dat de gemeente uitsluitend psalmen in versvorm zingt. Hij hecht waarde aan het zingen van de Bijbel zelf en laat geïnspireerd door Luther ook de Psalmen op muziek zetten: de zogeheten Geneefse psalmen. Dit is een berijming in de volkstaal in verzen, met deels nieuwe melodieën.

De focus moet liggen op samenzang door de gemeente, vindt Calvijn. Hij schrapt de eeuwenoude praktijken van voorzangers, koren en instrumenten. In de eerste calvinistische kerken in Nederland wordt het orgel dan ook niet gebruikt, het wordt zelfs ‘Satans fluytencast’ genoemd. Ook omdat het in elke katholieke kerk te vinden is, willen veel calvinisten zo’n ‘paaps’ instrument niet gebruiken. Zij zingen de psalmen daarom aanvankelijk zonder orgelbegeleiding.

Halverwege de zeventiende eeuw, na zo’n honderd jaar discussie hierover, zien toch meer calvinistische kerken de noodzaak in van orgelbegeleiding. Het zingen van nieuwe liederen verloopt namelijk chaotisch wanneer mensen de melodie niet kennen.

Om het dilemma op te lossen, begeleiden aanvankelijk voorzangers de gemeentezang, maar ook dat verloopt ongeordend. Het zingen wordt langzamer en het ritme eenvoudiger: voortaan zingt de gemeente isoritmisch. Dat wil zeggen dat elke noot even lang gezongen wordt. Zo kunnen de kerkgangers met toewijding zingen zonder in de war te raken én blijft het behapbaar voor de voorzanger. Zingen ‘op hele noten’ gebeurt in bevindelijke gemeenten nog steeds.

Souterliedekens en Datheen

Al in de zestiende eeuw komen in lutherse en calvinistische kringen een flink aantal nieuwe psalmberijmingen uit, met wisselend succes. In Nederland verschijnt in 1540 bijvoorbeeld een volledig berijmd Nederlands psalter: de Souterliedekens, waarschijnlijk geschreven door de Utrechtse edelman Willem van Zuylen van Nyevelt. Hij gebruikt melodieën van liedjes die populair zijn op straat en in cafés voor psalmteksten. De Souterliedekens zijn heel populair, ook in protestantse kringen hoewel orthodoxe calvinisten ervan gruwen. Naar alle waarschijnlijkheid zijn ze nooit in de kerk gezongen.

In 1551 maakt schrijver en hervormer Jan Utenhove voor een gemeente van Nederlandse en Waalse calvinistische vluchtelingen in Londen een psalmboek. In Nederland slaat deze berijming niet aan: te ouderwetse taal en te onbekende muziek.

Petrus Datheen, een belangrijke calvinistische hervormer in de Noordelijke Nederlanden, geeft in 1566 ook een psalmberijming uit. Hiervoor gebruikt hij de melodieën van de Geneefse psalmen. Zijn berijming slaat snel aan, maar de klemtonen van de woorden passen vaak niet goed bij de melodieën. Wat als een lofzang voor God zou moeten klinken, wordt soms een grote kakofonie.

Psalmenoproer

Zo’n tweehonderd jaar later sluit Datheens taal niet meer aan bij de geloofsbeleving van de kerkgaande Nederlander. Er komt een wildgroei aan andere berijmingen, maar dat zint de regering niet.

Die kiest voor de Nederduits Gereformeerde Kerk zelf geschikte berijmingen en geeft de 150 psalmen, samen met negen aanvullende gezangen, in 1773 uit als de Statenberijming. Op de Geneefse melodieën, maar met een verplichte zangwijze: de eerste en laatste noot per regel mogen lang klinken, tussenliggende noten moeten kort worden gezongen.

Wil je als gelovige uit een andere berijming zingen of alleen op hele noten? Dan loop je het risico om een fikse straf te krijgen: je kunt gegeseld, gevangengenomen, verbannen of beboet worden.

In diverse plaatsen in Nederland ontstaan felle ruzies over de nieuwe berijming en het ritmische zingen. In 1775 en 1776 ruziën ‘snelle’ en ‘langzame’ zingers in Vlaardingen en Maassluis, in 2006 door Maarten ’t Hart beschreven in de historische roman Het psalmenoproer.

Nieuwe berijmingen

Zo’n tweehonderd jaar na de Statenberijming komt in 1965 een nieuwe psalmberijming uit. De teksten zijn eigentijdser gemaakt, aan de oorspronkelijke Geneefse melodieën is niets veranderd. Deze opnieuw berijmde psalmen worden samen met allerlei gezangen in 1973 opgenomen in het Liedboek voor de kerken. Dit is samengesteld door een oecumenisch comité van verschillende kerkgenootschappen.

In 2013 verschijnt het Liedboek, Zingen en bidden in huis en kerk. Hierin zijn naast de psalmberijming van 1965 ook allerlei andere melodieën en vormen, meer eigentijdse teksten en liederen uit de wereldkerk opgenomen. Ook daarna komen verschillende andere bewerkingen uit, voor gebruik in de kerk en thuis.

Nog steeds zijn gezongen psalmen niet weg te denken uit protestantse erediensten, al wisselen veel kerken ze af met gezangen en andere liederen. Maar of het onberijmde of berijmde psalmen zijn, welke berijming gehanteerd wordt, en of er ritmisch of op hele noten, snel of langzaam gezongen wordt, dat verschilt per plaats en per kerkgenootschap.

Deze tekst is afkomstig uit de Canon van het Nederlandse protestantisme. Je kunt het boek hier bestellen.

Geloofsmomentje met je kinderen?

Bestel Petrus kids, hét christelijke doe-boekje van de Protestantse Kerk

Tekst: Francis Boer

Was deze informatie zinvol?
We hebben uw feedback ontvangen, dankuwel!

Om deze pagina verder te verbeteren zijn wij benieuwd waarom u deze pagina wel of niet zinvol vond. U kunt ons helpen door de onderstaande vragen in te vullen.

Mogen we je contactgegevens voor eventuele verdere vragen? (niet verplicht)