Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde
subline-curl
Abonneer gratis op Petrus Magazine

Liesbeth (85): 'Ik wilde niet voortzetten wat mij was overkomen'

Al vroeg in haar leven kreeg Liesbeth Geerlings (85) te maken met verlies, trauma en tegenslag. Toch liet ze bitterheid geen vat op haar krijgen.

‘Ik ben met jullie, alle dagen’, beloofde Jezus zijn discipelen (Matteüs 28). In de rubriek Alle dagen blikt iemand terug op zijn of haar dagen. 

“Deze ets hangt bij mij thuis, als een aandenken aan mijn jeugd in Nederlands-Indië. Ik ben daar op 7 april 1939 geboren, in de stad Soerabaja. Drie jaar later kwam ik samen met mijn moeder en mijn jongere broertje in een jappenkamp terecht. Het kampleven was zwaar: we leden honger, hadden bijna geen kleding en ook geen schoenen. Het was bloedheet, als we door het kamp liepen moesten we onze voeten heel snel optillen om niet te verbranden. We moesten ontzettend vaak op appel staan en dan buigen voor de Japanners – dieper en dieper. Als wij als kinderen niet goed genoeg bogen, werden onze moeders geslagen.”

Bloemetjes

“Aan het einde van onze kampperiode overleed mijn broertje. Dat weet ik nog heel goed: het was het begin van de middag en ik speelde met hem op het onderste bed van een stapelbed in onze barak. Hij was vier, ik was zes. Op een gegeven moment vroeg hij mij om een glaasje water, en dat ging ik voor hem halen. Toen ik hem het glas gaf, viel hij achterover. Dood, al wist ik op dat moment niet wat dat was. Ik herinner me nog heel goed hoe ik bloemetjes tussen zijn handen heb gestoken toen hij opgebaard lag. Waarschijnlijk is hij daarna in een massagraf terechtgekomen. Het Rode Kruis heeft hem later herbegraven, en sindsdien wordt zijn graf onderhouden door de Oorlogsgravenstichting.”

‘Het verleden kun je niet uitvlakken, ik mis mijn kleine broertje nog elke dag’

Paradijs

“Na de capitulatie van de Japanners ging ik met mijn moeder naar Singapore. Daar was een man in militair uniform die me optilde. Toen had ik ineens een vader. Samen gingen we met de boot naar Nederland. We werden opgevangen in Rotterdam, door de oudste zus van mijn moeder. Al snel vond mijn vader werk en kregen we ons eigen huis. Nederland voelde voor mij als het paradijs: we waren vrij, we konden gewoon naar buiten, we hoefden niet bang te zijn. Voor het eerst ging ik naar school, en dat vond ik heerlijk.
Achteraf zie ik dat er ook dingen níét goed zaten. Over mijn overleden broertje werd thuis niet gesproken, ik had vreselijke nachtmerries en ik slaapwandelde.”

Alleen

“Toen ik na mijn eindexamen ging studeren, werd dat geen succes. Ondertussen was ik al op jonge leeftijd zwanger, terwijl de vader uit beeld raakte. Ik had geen huis, geen baan en geen geld. Ik heb me ontzettend alleen gevoeld.
Na de geboorte van mijn zoon realiseerde ik me met een schok: ik heb nu een kind, ik moet de angst en het verdriet die mij zijn overkomen niet mijn leven laten bepalen. Dat was een belangrijke reden om op mijn dertigste alsnog logopedie te gaan studeren. In deeltijd, want ik had geen cent te makken en ik moest daarnaast gewoon werken. Maar die studie werd een kantelpunt in mijn leven.”

In therapie

“Jaren later, in 1992, werkte ik vier dagen in de week als schoollogopedist en had ik daarnaast nog een eigen praktijk. Toen er spanningen op mijn werk ontstonden, ging het opeens mis. Ik stond ’s nachts voor mijn raam te hyperventileren – terwijl ik zélf mensen behandelde die hyperventileerden. Tijdens een vergadering veranderde een man voor mijn ogen opeens in een jap. Het was doodeng. Toen dacht ik: nu moet ik hier echt wat mee.
Vervolgens onderging ik jarenlang groepstherapie, samen met anderen die als kind in een kamp hadden gezeten. Die therapie was hard werken, maar ik heb er wel veel aan gehad en er bijzondere vriendschappen aan overgehouden. Tegelijkertijd: het verleden zal tot mijn dood bij me blijven, je kunt het niet uitvlakken. Mijn kleine broertje mis ik nog elke dag.”

Vriendschap

“Mijn beeld van God is niet beschadigd geraakt door mijn nare ervaringen. Ik zie God als een Vader – ik heb eigenlijk een heel kinderlijk geloof, denk ik weleens. Ik ben er wel nog sterker van overtuigd geraakt dat het belangrijk is om vanuit je geloof naar anderen om te zien. Om er voor elkaar te zijn, iets voor elkaar te doen, voor elkaar te bidden. 
Tijdens mijn uitvaartdienst zou ik graag 1 Korintiërs 13 laten lezen: ‘Dit is wat blijft: geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.’ En eigenlijk zou ik ‘liefde’ dan door ‘vriendschap’ willen laten vervangen. Ik heb veel vrienden die me door dik en dun gesteund hebben, zij hebben me er echt doorheen gesleept in dit leven.”

“Het is ontzettend belangrijk om op mensen te kunnen terugvallen. Om te ervaren dat je er niet alleen voor staat, dat je gekend wordt. Daar heb ik bewust naar gezocht in mijn leven, en ik ben dankbaar dat ik dat heb mogen vinden.”

Word gratis abonnee

Petrus gratis in de brievenbus?

Tekst: Jedidja Harthoorn | Beeld: Nienke van Denderen

Was deze informatie zinvol?
We hebben uw feedback ontvangen, dankuwel!

Om deze pagina verder te verbeteren zijn wij benieuwd waarom u deze pagina wel of niet zinvol vond. U kunt ons helpen door de onderstaande vragen in te vullen.

Mogen we je contactgegevens voor eventuele verdere vragen? (niet verplicht)