Tijd van vloek en tijd van zegen,
tijd van droogte, tijd van regen,
tijd van oogsten, tijd van nood,
tijd van stenen, tijd van brood,
tijd van liefde, nacht van waken,
uur der waarheid, dag der dagen,
toekomst die gekomen is,
woord dat vol van stilte is.
Tijd van troosten, tijd van tranen,
tijd van mooi zijn, tijd van schamen,
tijd van jagen, nu of nooit,
tijd van hopen dat nog ooit.
Tijd van zwijgen, zin vergeten,
nergens blijven, niemand weten.
Tijd van kruipen, angst en spijt,
zee van tijd en eenzaamheid.
Wie aan dit bestaan verloren
nieuw begin heeft afgezworen,
wie het houdt bij wat hij heeft
sterven zal hij ongeleefd.
Tijd van leven om met velen
brood en ademtocht te delen.
Wie niet geeft om zelfbehoud,
leven vindt hij honderdvoud.
Tekst: Huub Oosterhuis
Melodie: Henri Heuvelmans
© Gooi en Sticht, Utrecht
Muziekbewerking, audio opname en nabewerking: Frank van Essen
Solozang: Joy Wielkens
Petruskoor o.l.v. Betthilde Keij
Piano: Jan Willem van Delft
Gitaar: Allard Gosens
Low Whistle: Sjoerd Visser
Viool, bas: Frank van Essen
Toegelicht: Tijd van vloek en tijd van zegen
(door dr. Oane Reitsma, medewerker Spiritualiteit en Eredienst Dienstenorganisatie PKN)
Tijd van leven, tijd van sterven
‘Voor alles wat er gebeurt is er een uur, een tijd voor alles wat er is onder de hemel,’ zegt de Prediker (Pred. 3:1). Vervolgens volgt de beroemde meditatie op de tijd, één van de bekendste Bijbelteksten: ‘Er is een tijd om geboren te worden en een tijd om te sterven, een tijd om te platen en een tijd om te rooien’, enzovoorts. De tekst van dit lied, van de hand van Huub Oosterhuis, is geheel schatplichtig aan deze Bijbeltekst, al vult Oosterhuis de gang door de tijd in met andere begrippen.
Woordenparen
In het lied worden per regel steeds woordenparen aan elkaar gekoppeld, die veelal in tegenspraak zijn met elkaar. Of beter gezegd, het zijn uitersten van elkaar: vloek en zegen, droogte en regen, oogst en nood, stenen en brood. Echter, de diepere boodschap is dat alles hiervan zegenrijk is, omdat we erin met de diepte van het leven verbonden raken. Dat geldt voor de nacht van waken, bijvoorbeeld bij geliefden als het ‘uur der waarheid’ is gekomen – al wordt hier in meer letterlijke zin verwezen naar de leerlingen van Jezus die in slaap vielen in de hof van Getsemané, maar het mag breder worden opgevat naar existentiële momenten van afscheid nemen in ieders mensenleven. Ook komt men bij de kern van het leven wanneer de toekomst al in stilte, ongemerkt aangebroken is; een verandering in gang gezet zonder dat nog maar iemand dat in de gaten heeft – als op de Paasmorgen.
Loslaten
Wat opvalt is dat de fase van de ouderdom veel aandacht krijg in dit lied – al is dit interpretatie mijnerzijds: ‘zee van tijd en eenzaamheid’, ‘tijd van zwijgen, zin vergeten’, ‘nergens blijven, niemand weten’. Terugkijken op het leven kan dankbaarheid geven, maar ook spijt. De negatieve emotie wordt niet vermeden, pas dan wordt het leven voldragen.
Nieuw begin
Ook komt het ‘loslaten’ nog op een andere manier terug, namelijk in het laatste couplet. Wie vasthoudt aan wat hij heeft zal sterven ‘ongeleefd’. Dat hoeft niet per se gehechtheid in de zin van materialisme te betekenen, maar duidt op het groeien in het leven hoe dan ook – op het zoeken naar nieuwe wegen of het verkennen van andere spiritualiteit. Want wie geen ‘nieuw begin’ start, maar star vasthoudt aan ogenschijnlijke zekerheden, wie geen openheid heeft voor het nieuwe, verliest de essentie van het bestaan: doorgaan, doorleven, niet bang zijn voor verandering, alle fasen doorlopen. En vooral gaat het hier om de verbinding met anderen te zoeken: ‘leven met velen’ – een onmisbare notie in het sociaal-theologisch denken van Oosterhuis.
KRO-NCRV