Loof overal, loof al wat adem heeft,
loof God die leeft.
Zo hoog de hemel niet
of daarheen reikt het lied,
de aarde niet zo wijd,
of God wordt lof bereid.
Loof overal, loof al wat adem heeft,
loof God die leeft.
Loof overal, loof al wat adem heeft,
loof God die leeft.
De kerk zingt schoon en luid
het lied dat niemand stuit,
het hart is ’t bovenal,
dat eeuwig zingen zal.
Loof overal, loof al wat adem heeft,
loof God die leeft.
Muziek: Martin Shaw
Tekst: George Herbert, bij Psalm 150 – ‘Let all the world in every corner sing’
Vertaling: Jan Willem Schulte Nordholt
© Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied, Den Haag (vertaling)
© Roberton Publications, Buckinghamshire (muziek)
Muziekbewerking, audio opname en nabewerking: Frank van Essen
Piano & Klavecimbel: Jan Willem van Delft
Gitaar: Allard Gosens
Sax: Sjoerd Visser
Viool & Bas: Frank van Essen
Solisten olv Betthilde Keij: Matthijs Holwerda, Marit Bakker en Kirsten Slagter
Dit lied komt uit een aflevering van Petrus in het land (30 september 2023). Je kunt de aflevering hier terugkijken.
----
Toegelicht: Loof overal, loof al wat adem heeft
(door dr. Oane Reitsma, predikant van de Protestantse Gemeente Hilversum)
Loflied
‘Let all the world in every corner sing’, is de oorspronkelijke Engelse titel van dit lied. En dat zegt precies wat het is: een loflied pur sang. De beknopte, kernachtige structuur ervan zet de inhoud nog eens kracht bij. ‘Loof overal, loof al adem heeft, loof God die leeft’ is het begin en einde van beide coupletten.
Beeldspraak
Heel de wereld looft de Heer. Dat is - naar Psalm 150 - ‘alles wat ademt’. Dat zijn niet alleen de mensen, maar heel de schepping ademt door haar pracht de lof van haar Schepper. De op het ritme van de seizoenen ademende natuur verwijst als stil eerbetoon onophoudelijk naar Hem. Tegelijkertijd is het eerste couplet schatplichtig aan Psalm 103:11-12, waar Gods trouw zich over de mensen welft zoals ‘de hoge hemel de aarde overspant’ en zijn vergevingsgezindheid is ‘zover het oosten is van het westen’. Diezelfde beeldspraak wordt hier gebruikt voor het loflied dat van die aarde naar God terugkeert.
Onstuitbaar
Binnen die schepping is het bij uitstek de kerk, gevormd door mensen die zich in het bijzonder geroepen weten God te eren, die de lofzang bewust gaande houdt. Zij zingt zelfs ‘schoon en luid’, zegt het lied. Of dat laatste nog waar is in een krimpende kerk, is de vraag. Een loflied mag ook klein en kwetsbaar klinken. Maar dit lied doet dat niet. Het zingt door. Onstuitbaar. Met hart en ziel.