(scroll naar beneden voor de toelichting bij dit lied)
Licht dat ons aanstoot in de morgen
voortijdig licht waarin wij staan.
Koud, één voor één, en ongeborgen,
licht overdek mij, vuur mij aan.
Dat ik niet uitval, dat wij allen
zo zwaar en droevig als wij zijn,
niet uit elkaars genade vallen
en doelloos en onvindbaar zijn.
Licht, van mijn stad de stedehouder,
aanhoudend licht dat overwint.
Vaderlijk licht, steevaste schouder,
draag mij, ik ben jouw kijkend kind.
Licht, kind in mij,
kijk uit mijn ogen of ergens al de wereld daagt
waar mensen waardig leven mogen
en elk zijn naam in vrede draagt.
Alles zal zwichten en verwaaien
wat op het licht niet is geijkt.
Taal zal alleen verwoesting zaaien
en van ons doen geen daad beklijft.
Veelstemmig licht, om aan te horen
zolang ons hart nog slagen geeft.
Liefste der mensen, eerstgeboren,
licht, laatste woord van Hem die leeft.
Projectkoor o.l.v. Hanna Rijken
Orgel: Sebastiaan 't Hart
Fluit: Hanna Rijken
---
Toegelicht: Licht dat ons aanstoot in de morgen
(door dr. Oane Reitsma, medewerker Spiritualiteit en Eredienst in de Dienstenorganisatie)
‘Licht dat ons aanstoot in de morgen’ is een lied uit 1978. Oorspronkelijk schreef Huub Oosterhuis het op de melodie van psalm 118, maar het werd populair op de melodie van Antoine Oomen. In die vorm kwam het eerst in Gezangen voor Liturgie (1983) terecht en later in het Liedboek (lied 601). De titel ‘Lied aan het licht’ (dus niet over of van het licht!), kreeg het pas later.
Fysiek voelbaar licht
De tekst van het lied is verre van eenvoudig, maar opent voortdurend nieuwe vensters van geloof. Ieder couplet zet in de bij de beeldspraak ‘licht’, maar in bijna iedere regel van het lied komt daar een nieuwe betekenis bij. Dat zien we al in de eerste regels gebeuren.
Prachtig is het hoe het licht naar voren komt als een actieve kracht, die ons, fysiek voelbaar, aanstoot in de morgen. Daarin klinkt het nieuwe licht van de Paasmorgen, de lichamelijke opstanding, nadrukkelijk mee.
Meteen volgt echter het woord ‘voortijdig’. Het is dus ook een licht dat ons vanuit de toekomst, die een bevrijdende toekomst is, tegemoet schijnt. Al zingend vraagt de gemeente dringend aan dat licht (let er daarbij op hoe mooi er met ‘ik’ en ‘wij allen’ gespeeld wordt), om ons allen te ‘overdekken’, als een warme deken in het koude bestaan.
Het ‘overdek mij’, wordt vervolgens direct gevolgd door ‘vuur mij aan’. Het licht is dus niet alleen de goedkope troost van de warme deken, maar het kan in onszelf branden en ons aanvuren. De ‘ik’ en ‘wij’ worden deel van het verhaal (subject) en blijven niet object van Gods handelen.
‘Veelstemmig’
Een andere verrassende beeldspraak vinden we in het derde couplet, waar het licht ‘veelstemmig’ wordt genoemd. Dat is een term uit de muziek. Bij licht kan ‘veelkleurig’ zijn, maar wordt hier hoorbaar – wellicht door die veelheid aan stemmen die, tussen alle andere geluiden in de wereld door, al getuigen van die wereld waar mensen waardig leven. Je leert het alleen te zien als je het wilt horen, lijkt het lied te willen zeggen.
Profetische tekst
Een goede tekst toont zijn kwaliteit door in verschillende omstandigheden zinvolle betekenissen te krijgen. In lijn met Oosterhuis’ denken komt het visioen van de sociale gerechtigheid naar voren: ‘Dat ik niet uitval, dat wij allen, zo zwaar en droevig als wij zijn, niet uit elkaars genade vallen …’. Bij een uitvaart misstaat dat couplet niet, hoewel het natuurlijk ook breder ziet naar de machtsstructuren wereldwijd. Daarbij raakt de zin: ‘kijk uit mijn ogen of ergens al de wereld daagt’, die duidt op de bevrijding die bedreigden weer in de volle vrijheid zet. Troostrijk is dan het visioen dat ‘Alles zal zwichten en verwaaien wat op het licht niet is geijkt’. Uiteindelijk zal wat duister is, niet de goede basis blijken te hebben om te overleven.
Wanneer en hoe te zingen?
Het Liedboek heeft het lied bij het Paastriduüm gezet als lied voor de Paaswake of Paasochtend. Evenwel zijn er ook woorden die aan Kerst doen denken, en dan vooral het ‘kind’ (couplet 2, het Licht der wereld?) en het thema van geborgenheid. Of, wat met Pinksteren te denken van het licht dat ons ‘aanvuurt’? Of op pastorale momenten als lied van hoop en elkaar vasthouden.
Iedere twee regels moeten steeds als één lange frase gezongen worden, waardoor ieder couplet uit vier (lange) regels bestaat. Het kan een wat langzamer tempo prima verdragen – het heeft van nature een rustig tempo, wat ruimte geeft om de tekst in te laten dalen. Dan moet je echter niet te veel ruimte nemen voor de ademhaling halverwege die 4 lange regels. Daar moet de melodie doorstromen, want dan blijft de spanning het mooist staan en zing je echt naar het licht toe.
----
Lees ook: