Alsof het een reünie is van oud-Amsterdammers, zo geanimeerd begint het gesprek in het Arnhemse stadhuis. Ahmed Marcouch verruilde de hoofdstad voor Arnhem, waar hij in 2017 burgemeester werd. Hij heeft de Gelderse stad in zijn hart gesloten.
Ook de beide Vissers hebben Amsterdam achter zich gelaten. Maar alle drie hebben ze in die stad geleerd hoe belangrijk het is om contact te zoeken met andere religies, om samen bij te dragen aan een sterkere samenleving. Ze weten alle drie óók hoeveel ongemak er soms hangt rond godsdienst en dat vooroordelen in de weg kunnen staan. Juist om die reden wilden de Vissers graag in gesprek met Marcouch.
Bijbelverhalen
Marcouch laat zich niet afschrikken door vooroordelen, ook niet als hem dat op felle kritiek uit eigen kring komt te staan. Hij spreekt zich uit voor tolerantie voor homo’s en wijst radicalisering onder moslims af. En toen Rob Visser hem ooit uitnodigde om te komen spreken tijdens een kerstnachtdienst, schoof hij met plezier aan in de kerkbank. Ook in de Arnhemse Eusebiuskerk las hij al een aantal keren het kerstevangelie uit Lucas 2 voor tijdens de kerstsamenzang. “Men verwachtte aanvankelijk dat ik dat nooit zou doen. Maar ik doe dat juist met plezier.” Hij heeft op een christelijke basisschool gezeten en heeft daar veel meegekregen van de Bijbel. Glimlachend: “Over de barmhartige Samaritaan, over de aanbidding van het gouden kalf. Over Jezus die zegt: ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.’ Mijn meester wist die verhalen ontzettend mooi te vertellen.”
Marcouch realiseert zich ook: als het gaat om de islam, heerst er veel onbegrip en angst. Voor Nederlanders die niets te maken willen hebben met welk geloof dan ook, is religie al snel bekrompen of gevaarlijk, óf doet het simpelweg niet ter zake. Ook tussen godsdiensten onderling kan er onbegrip of angst zijn, of “aarzeling en schuchterheid”, zoals Rob Visser samenvat.
“Veel mensen denken bij de islam aan de bedreiging van de radicale islam”, weet Paul Visser. “Of men heeft het idee: ze overlopen ons. Er zullen mensen zijn die mij vanwege dit interview aanspreken: moet dat nu, in Petrus in gesprek gaan met een moslim?” Hij pleit ervoor om met een open houding het gesprek aan te gaan – zoals hij leerde van de zendingstheoloog Bavinck. “We moeten onszelf niet bij voorbaat laten blokkeren door angst.”
Marcouch: “We moeten tegen elkaar kunnen zeggen: u hebt uw geloof, ik heb mijn geloof. Ik ben er niet op uit om u van uw geloof af te brengen.”
Bron
Daar moet het alleen niet bij blijven, reageert Paul Visser. “We zijn samen geroepen om bij te dragen aan de samenleving. Het geloofsgesprek zelf, als het zover komt, gaat dieper. Dan komen ook de essentiële verschillen ter sprake.”
Over dat eerste zegt Marcouch: “Vanuit mijn positie als burgemeester omarm ik uiteraard het idee dat we elkaar ondersteunen. Vanuit mijn positie als moslim zou ik willen dat het dieper en verder gaat, dat de essentie van het geloof centraal staat.” Mensen die leven vanuit een bron, zoals christenen dat doen vanuit de Bijbel en moslims vanuit de Koran, hebben een drijfveer voor alles wat ze doen, meent Marcouch.
“Kunt u vertellen wat die bron betekent in uw leven?” vraagt Rob Visser. “Geloven vind ik iets intiems, iets persoonlijks”, aldus Marcouch. “Maar het ondersteunt mij ook in moeilijke momenten en inspireert me om bij te dragen aan de samenleving. Als je gelovig bent en je houdt geen rekening met je buurman of je keurt iemand af om zijn overtuigingen, wat is je naastenliefde dan waard?”
Zoektocht
“Die drijfveer zie ik ook in het christendom”, zegt hij. Dat werd hem het afgelopen jaar opnieuw duidelijk: toen corona op veel plekken zorgde voor kaalslag, problemen en eenzaamheid, kwamen kerken in actie. Marcouch: “Rob zei ooit: we willen niet dat de kerk een gebouw is. Kijk, daar kan ik wat mee. Dan kijk je als kerkelijke gemeenschap, geïnspireerd door het geloof, hoe je Gods schepping kunt dienen.”
‘Dat je goeddoet, is de essentie van godsdienstigheid’
Met nadruk: “Er zullen altijd onderwerpen zijn waar we het niet over eens worden, maar laten we zoeken naar elkaars menselijkheid. De vraag is: wat kunnen we gezamenlijk doen? Het gaat er niet om wat je motief is om goed te doen, maar dát je goeddoet. Dat is de essentie van godsdienstigheid, niet of je elke ochtend zit te bidden.”
“Het is goed als we van elkaar weten uit welke bron we leven”, vindt ook Rob Visser. Maar het is soms wel lastig om de verbinding te leggen, weet hij uit ervaring. Hij vertelt hoe zijn vrouw, toen ze nog op IJburg in Amsterdam woonden, er alles aan deed om contact te leggen met islamitische vrouwen. “Ze organiseerde activiteiten met deze vrouwen en wij kwamen regelmatig op bezoek in de moskee. Op een gegeven moment vroeg ze: ‘Komen jullie ook een keer bij ons op de koffie?’ Maar op het moment suprême, en dat zal ze nooit vergeten, kwam er niemand. Ze durfden niet.”
“Jullie waren al verder dan zij”, schat Marcouch in. “Jullie hadden bedacht hoe het contact zou moeten verlopen, maar zij vroegen zich af: waar zijn die mensen eigenlijk op uit? Nederlanders ervaren angst dat de aanwezigheid van mensen met een migratieachtergrond ervoor zorgt dat ze hun eigen identiteit verliezen, maar omgekeerd geldt dit ook. Misschien nog wel sterker: moslims die naar Nederland gemigreerd zijn, zijn al in een wereld gestapt die de hunne niet is. Ze zijn bang dat ze zichzelf kwijtraken.”
Welkom
“Hoe zorgen we dan voor wat meer ontspanning?” vraagt Rob Visser zich af. Volgens Marcouch is het essentieel dat moslims welkom geheten worden in Nederland. “Je kunt je afvragen: is dat nú nog nodig? Of: waarom moeten wíj dat doen? Maar door mensen welkom te heten, schep je een klimaat van veiligheid: moslims voelen dat ze er mogen zijn, dat er geen taboe is op hun aanwezigheid. Samenleven is dan niet meer iets academisch, maar gebeurt in je eigen wijk, in je eigen dorp. Vanuit die rust kun je met elkaar in gesprek gaan over waar je je voor wilt inzetten, over man-vrouwverhoudingen, over het omgaan met mensen met een andere geaardheid, over het bestrijden van extremen. Dus óók over zaken waar je het misschien niet over eens bent.”
“Betekent dat dan ook”, vraagt Rob Visser zich af, “dat we meer voor elkaar moeten opkomen, bijvoorbeeld als iemand de profeet Mohammed beledigt?”
‘Als we welkom willen zijn, moeten we ook bestand zijn tegen kritiek’
“Nou, van die school ben ik niet”, zegt Marcouch. Hij benadrukt dat er twee kanten zitten aan ‘welkom zijn’. “Ik zeg altijd tegen mensen: als je wilt dat wij welkom zijn in Nederland en dat we gezien en erkend worden met ons geloof, moeten we ook bestand zijn tegen kritiek. Dat hoort erbij: anderen kunnen opvattingen hebben over de aanwezigheid van je religie.”
“En”, voegt hij toe, “áls er kritiek komt, vraag je dan af: waar maak je je precies druk om?” Hij noemt het voorbeeld van de Franse geschiedenisleraar die onthoofd werd omdat hij in zijn klas een spotprent van de profeet Mohammed had laten zien. “Wie beledigde de profeet? Niet de cartoontekenaar of de leraar, maar de moordenaar. Tegen mensen die zich boos maakten, zei ik steeds: ik begrijp je emotie, maar denk even door. Mohammed is niet van jou alleen, maar van iedereen. Dat betekent dat iedereen er ook iets van mag vinden. Heiligheid gaat over iets heel anders, namelijk over de waarden die je moet verdedigen: de waardigheid van mensen, vrijheid, rentmeesterschap, vrede en veiligheid, mensen beschermen tegen de vernedering van honger en armoede. Dát is wat je te doen hebt om te leven naar je geloof.”
Geïntimideerd
Het gesprek hierover is niet eenvoudig, vindt Rob Visser, want “de stem van radicale moslims, van het salafisme, trekt nu eenmaal de meeste aandacht. Houdt dat u niet uit de slaap?”
“Het kost moeite om uit te leggen dat de islam niet hetzelfde is als de radicale overtuigingen van salafistische organisaties”, erkent Marcouch. “Zij gebruiken het masker van orthodoxie en beïnvloeden islamitische jongeren zodanig dat ze een gevaar kunnen worden voor zichzelf en anderen. Ik zie dat veel mensen in Nederland, óók uit de islamitische gemeenschap, zich daardoor geïntimideerd voelen. Zij kijken wel uit om zich openlijk uit te spreken.” Uit extreemrechtse hoek komt wél verzet, “maar dat is net zo intimiderend”.
Paul Visser ziet hetzelfde soms gebeuren bij liberale politici: “Zij gaan nauwelijks openlijk in discussie hierover. Ze veroordelen standpunten van rechtse partijen en lijken heel tolerant, maar ondertussen geven ze ruimte aan zorgelijke ontwikkelingen.”
“Vaak hebben mensen de neiging om het salafisme te zien als theologie, als religie”, weet Marcouch. “Maar dat is het absoluut niet, het is een ideologie over wie de macht dient uit te oefenen in de samenleving: zij. Een gevaar voor de samenleving dus.”
Juist om die reden zou het er in de politiek over moeten gaan. Maar religie is in beleidsplannen een blinde vlek, dat merkte Marcouch al toen hij in Amsterdam in de gemeenteraad zat. “In de politiek draait het er vooral om dat het sociaal-economisch beter moet gaan. Het ging wel over radicalisering en hoe die tot stand kon komen in Nederland, maar niet over de rol die gebedshuizen zouden kunnen spelen om een positieve bijdrage te leveren.”
‘Mijn oproep is: laat u niet gijzelen door angst’
De beide Vissers herkennen dit. “In Amsterdam werd het belang van religie vaak ontkend. Het was helemaal weggesaneerd uit de publieke opinie en uit het debat”, zegt Paul Visser. “De laatste jaren was er wel een tendens om het religieuze potentieel weer vruchtbaarder in te zetten.”
Tegen onverdraagzaamheid
Het zou krachtig zijn als religieuze groeperingen samen in beweging komen, onderstreept Marcouch nog eens. “Je ziet welke enorme maatschappelijke bijdrage kerken en moskeeën leveren: ze openen hun deuren voor mensen die het moeilijk hebben, ze brengen mensen bij elkaar, ze maken een vuist tegen onverdraagzaamheid. Ze doen wat overheden vaak niet kunnen. Mijn oproep is daarom: gooi de handdoek niet in de ring. Laat u niet gijzelen door angst, maar draag de essentie van uw geloof uit: barmhartigheid, elkaar de ruimte geven en beschermen.”
---
Ahmed Marcouch (1969) is getrouwd en heeft vier kinderen. Hij woont met zijn tweede vrouw in Arnhem, waar hij sinds 2017 burgemeester is. Daarvoor was hij lid van de Tweede Kamer namens de PvdA (2010-2017), gemeenteraadslid in Amsterdam en stadsdeelraadvoorzitter in Amsterdam Slotervaart (2006-2010). Eerdere banen waren onder andere ziekenverzorger, brigadier, politiefunctionaris, leraar maatschappijleer en procesmanager jeugdbeleid bij de gemeente. Op zijn tiende verhuisde hij van het Marokkaanse Rifgebergte naar Amsterdam, waar zijn vader toen al langer werkte.
Tekst: Marusja Aangeenbrug | Foto’s: Sjaak Verboom