Ik moet bekennen dat ik er ook lang last van had. Van het idee dat de dominee er vooral is voor de volwassenen. Zowel tijdens mijn studie theologie als in mijn eerste gemeente had ik amper oog voor de plek van kinderen in het geheel, omdat ik simpelweg mijn handen vol had aan de grote-mensen-problemen. En met mij vele anderen.
Kinderen hangen er vaak een beetje bij als het gaat om serieus nadenken over de kerk. Kinderwerk is leuk en we zijn graag een kerk met veel gezinnen, maar dat kinderwerk laten we doen door de ouders zelf of door een speciaal aangestelde jeugdwerker die daar ‘goed’ in is. Kinderen zijn dan vooral een manier om te zien dat we het goed doen als kerk en dat er hoop is voor de toekomst.
Wijsheid van de jongsten
Mijn ogen gingen open toen ik min of meer per ongeluk jeugdwerker werd in een Anglicaanse gemeente in Cambridge. Ik wilde iets doen in de Anglicaanse kerk – om ervan te leren – en als protestantse dominee sta je een trapje lager dan een Anglicaans priester. Dat trapje lager betekende in mijn geval kinder- en jeugdwerk.
Het duurde even voor ik doorhad hoeveel vreugde het me gaf. Langzaam ontdekte ik wat kinderen en hun onbevangen blik op bijbelverhalen mij brachten, hoe zelfs peuters mij nog iets leerden. Ik zag hoe mijn werk niet ging over het overbrengen van kennis zodat die kinderen later goede gelovigen (en trouwe kerkgangers!) zouden worden, maar over het samen ontdekken van God in deze wereld. Ik stond versteld van de wijsheid en inzichten die ik – als serieuze theoloog – ontving van de jongsten van de gemeente. En ik vroeg me af: waarom heb ik dit niet eerder gezien? Waarom heb ik hen niet eerder gezien?
Geen leuk aanhangsel
Terug in Nederland ging ik weer als protestantse dominee aan de slag. Met een andere blik: ik begon de kinderen te zien. Niet als weliswaar schattige maar luidruchtige kleintjes die we naar de kindernevendienst moeten sturen zodat wij rust hebben voor een echte kerkdienst. Niet als leuk aanhangsel naast het ‘echte’ kerkenwerk. Maar als medegelovigen die er nu al bij horen en die net zo goed een plek in de kerk hebben als de ouderen die er al hun hele leven zitten.
'Ik begon de kinderen te zien als medegelovigen die er nu al bij horen'
Vitale kerk
Pas las ik bij de theoloog Andrew Root – tegenwoordig helemaal hip en happening in de theologenwereld – dat hoop voor krimpende kerken te vinden is in momenten van verbinding, en die momenten komen verrassend genoeg het meest voor in de ontmoeting met kinderen. (Zie het laatste deel van zijn boek The congregation in a secular age). Kinderen zijn niet de toekomst van de kerk, ze zijn nu al de kerk. Een kerk die kinderen draagt en verwelkomt, is een vitale kerk. Hoe klein en vergrijsd ook.
Tijd en aandacht
Ik kan hier nog eindeloos over doorpraten en -schrijven – dat zal ik niet doen. Op deze plek wil ik maar zeggen: zaken als kliederkerk en Godly Play zijn geen leuke extraatjes voor wie er toevallig zin in heeft. Het hoort bij de kern van ons kerk-zijn: een open ruimte bieden om God te ontdekken voor alle leeftijden. Dominees en pastors, de theologische professionals in de kerk, mogen daar best een belangrijk deel van hun tijd en aandacht aan besteden. Want wie kinderen altijd alleen maar de kerkzaal uitstuurt, kan zich afvragen of Jezus’ woorden wel gehoor vinden: ‘Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan.’
Beeld: Arend-Jan Westerhuis