“Elke veertien dagen stap ik op de fiets, dan breng ik de kerkbodes rond in het dorp. De meeste mensen krijgen het blaadje door de brievenbus, bij mijn zus blijf ik altijd even praten. Het moet gebeuren hè. Ik doe het graag en het is goed om actief te blijven. Ik maak elke maand ook zo’n twintig kaarten, die stuur ik naar bekenden in zorgcentra. Zolang het lukt, blijf ik actief.”
“Ik ben geboren in Zierikzee, als oudste van veertien kinderen. Mijn vader werkte als knecht in de landbouw. Hij verdiende dertien gulden vijftig in de week. Als kinderen moesten we altijd in de tuin werken en geiten melken.
In de oorlog werden we in 1944 geëvacueerd omdat Schouwen-Duiveland onder water werd gezet. Wij gingen het water over naar een ander dorp, De Heen. Daar zat ik op een katholieke school. Mijn ouders waren niet katholiek, maar dat was nu eenmaal de school in het dorp. Elke ochtend gingen we met de hele school naar de kerk, ik denk om te bidden.”
Ingekwartierd
“Ik was 10 jaar toen de oorlog eindigde. We gingen weer terug naar Zierikzee en toen ik daar van de lagere school af kwam, moest ik dienen. Ik was heel graag schooljuffrouw geworden – mijn broers en zussen mochten doorleren, maar ik ging werken bij anderen. Zo was dat gewoon in die tijd. Later ben ik in een winkel gaan werken.
Tijdens de Watersnoodramp van 1953 moesten we opnieuw evacueren. Ons zusje Nelleke was nog maar twee weken oud. Ik was 18 jaar en werd met mijn broertje Adrie ingekwartierd op een boerderij bij Utrecht. We moesten hard werken daar, hoor. Mijn ouders zaten ergens anders.”
‘Het moet gebeuren hè, en ik doe het graag’
“In 1954 ben ik getrouwd met Jan. Ik was net 20, hij was 7 jaar ouder. We hadden elkaar leren kennen in Zierikzee, zoals dat toen ging: de meisjes liepen op de Oude Haven een rondje de ene kant op, de jongens de andere kant op. En dan keek je wie je tegenkwam.
We zijn niet in de kerk getrouwd. Ik was christelijk gereformeerd en Jan was hervormd, in die tijd ging dat nog niet zo makkelijk. Hij hield er toen ook niet van om naar de kerk te gaan. We hebben twee jaar ingewoond bij zijn moeder. In 1956 kregen we een huisje in Kerkwerve. Ik vond het prima om hier te gaan wonen. Ik hoef ook niet meer terug naar Zierikzee, ik woon op het mooiste plekje van het dorp.”
Altijd actief
“Aanvankelijk ging ik altijd met Jans moeder mee naar de kerk. Op een zondagochtend zei hij: ‘Ik ga wel mee’, en vanaf dat moment ging hij ook altijd. Later is hij zelfs diaken en koster geworden.
We hebben vier kinderen gekregen, drie jongens en een meisje. De oudste is in 1957 geboren, de jongste in 1966. Jan was kraanmachinist, voor zijn werk was hij vaak een hele week van huis. Dan was ik alleen met de kinderen.
Zelf ben ik altijd actief geweest voor de kerk. In de jaren zeventig ben ik de zondagsschool gaan doen. Het dorp is niet groot, maar er kwamen wel vijftig kinderen. Veel van hen kwamen verder nooit in de kerk. Inmiddels is er kindernevendienst. Er komen nog maar weinig kinderen, dat is jammer.”
“Ik ben ook veertig jaar lang beheerder van de kerkzaal geweest, tot ik 80 was. Begrafenissen, feestjes, verjaardagen, alles kwam langs. En ik ben ouderling geweest, ik heb de kerk gepoetst, ik hielp mee om mensen op te halen in een verpleeghuis voor mensen met dementie. Waarom ik dat allemaal deed? Tja, het ging gewoon zo. Je doet wat nodig is.”
Lintje
“In 2008 kreeg ik een lintje van de Koningin. Een dorpsgenote had dat geregeld. Ik was verrast natuurlijk, wie verwacht zoiets nu? Ik vond het eigenlijk overdreven, hoor. Je doet het niet voor een lintje. Maar het is toch mooi als mensen je waarderen.”
‘Ik vind het fijn dat ik nog steeds naar de kerk kan’
“Als ik terugkijk op mijn leven, dan zijn er een paar dingen die eruit springen. De geboorte van mijn kinderen, dat is het mooiste. Ik heb ook vijf kleinkinderen, en inmiddels ook vier achterkleinkinderen en eentje op komst. De kinderen wonen allemaal in de buurt. Elke dag komt er wel iemand langs.
Wat er ook uit springt, is dat we bij ons vijftigjarig huwelijk alsnog een kerkdienst hadden. De kinderen hadden een dankdienst geregeld. De kerk zat vol, er was zelfs een mondharmonicaclub – daar hield Jan zo van. Toen hebben we ook een huwelijksbijbel gekregen. Een heel bijzonder moment.”
De Boodschap
“In 2008 is Jan overleden. Hij had in 1998 al een eerste herseninfarct gehad, later moest hij geopereerd worden aan verstopte aders. De laatste jaren ging het moeizaam, uiteindelijk was zijn hart op. Op een zaterdagmiddag nam hij nog een paar trekjes van een sigaretje en toen is hij gaan slapen. Zo is hij een halve dag later rustig ingeslapen. Hij heeft heel lang getobd, het was voor hem goed dat het voorbij was.”
“Ik ben nu het oudste gemeentelid dat in de kerk komt. Dat is niet altijd leuk, hoor. Je zit vaak alleen. Voorheen ging ik vaak naar de koffieochtend, maar dat doe ik niet meer. Wat heb ik daar nog te zoeken?
Maar ik vind het fijn dat ik nog steeds naar de kerk kan en dat we hier elke zondag dienst hebben. Als ik niet zou gaan, zou het voor mij geen zondag zijn. Ik wil graag luisteren naar de Boodschap.”