Je hebt een erfelijke aandoening. Hoe keek je naar de toekomst?
“Door mijn aandoening had ik last van cysten in mijn nieren en lever. Mijn lever werd zo groot dat andere organen, zoals mijn longen, werden weggedrukt. Toch was ik nooit bang voor de toekomst. Ik heb altijd bij de dag geleefd en ben niet bang voor de dood.”
Wat betekende God voor jou tijdens je ziekte?
“Ik lag in het ziekenhuis tijdens de lockdown. Niemand mocht mij bezoeken, zelfs mijn eigen gezin niet. Toch waren er altijd mensen om mij heen op momenten dat ik het zwaar had. Ik ben ervan overtuigd dat God door die mensen heen werkte. Wanneer er geen mens in de buurt was, voelde ik Gods aanwezigheid. Ik kan niet goed beschrijven wat ik dan precies voelde. Ik denk dat God zoiets bij iedereen anders aanpakt. Dat is juist zo bijzonder: God zag mij, een klein mens tussen miljoenen anderen, en wist precies wat ik nodig had.”
Hoe kijk je nu naar de toekomst?
“Ik ben nu nog dankbaarder voor mijn leven. Vanuit die dankbaarheid wil ik bewust dienstbaar zijn aan anderen. Soms overkomt je iets waar je niets aan kunt doen en heb je anderen nodig die zich voor jou inzetten. Dat heb ik zelf ervaren met mijn ziekte en transplantatie. Daardoor wil ik me nog meer inzetten voor anderen, zodat zij ook een mooi en gelukkig leven tegemoet kunnen gaan.”
Wat is jouw droom voor de toekomst?
“Ik droom ervan om Gods liefde aan anderen te laten zien. Verder heb ik geen grootse toekomstdromen. Ik leef nog steeds bij de dag. Mijn favoriete bijbelboek is Prediker. Dat boek is niet deprimerend, maar juist heel optimistisch: voor alles is een tijd en God houdt die tijd in Zijn hand. Wat de toekomst ook mag brengen: ik geniet van het leven en ik weet dat God bij mij is.”
Tekst: Judith van der Spoel | Foto: Maarten Boersema