In een eeuwenoud kerkje op een Groningse wierde werd de Paaswake gevierd. Ik stond met mijn witte stola vooraan. Naast mij stond een kersverse brandende paaskaars, voor mij een klein doopvont. Een voor een tekende ik met doopwater een kruis op het voorhoofd van de mensen. Ik sprak er woorden van zegen bij.
Niet altijd kan ik de rituelen in de kerk als voorganger zelf meevoelen. Dan ben ik meer bezig met hoe het gaat, of het goed gaat, wat ik moet zeggen en moet doen – en dat leidt af van het moment zelf.
Niet altijd voel ik de vreugde van Pasen mee – ben ik meer bezig met mijn eigen tekortkomingen in het woorden geven aan dat grote mysterie. Dan voelt het alsof ik aan het stamelen ben en het evangelie geen recht kan doen.
En niet altijd zie ik de toekomst hoopvol in. De grote vragen bespringen mij als dominee: hoe moet dat met de kerk, straks, als er steeds minder geld en steeds minder mensen zijn? Hoe zoeken we een weg vooruit in die ongelofelijk langzaam draaiende kerkelijke molens? Hoe vind ik betekenis in deze tijd van crisis en hoe geef ik dat stem vanaf de kansel?
‘Het was alsof door mij heen God zelf iedereen zegende: je bent geliefd en gered.’
Maar soms valt dat alles weg. Dan vallen mijn vragen, mijn twijfels en mijn onzekerheden weg, en is er maar één ding: nu, dit moment, dat heilig wordt. Ik zie al die voorhoofden voorbij komen, de mensen van hier. Ik doop mijn hand in het water en ik zegen, en mijn stem breekt. Na de intense woorden van de avond ervoor over verraad en verloochening, lijden en dood, is er nu dat kleine licht in die donkere avond. Is er nu water dat spreekt over een nieuw leven.
Kwetsbaar was het, ja. Het was zacht, en zonder donderpreek, en zonder enorme mensenmassa’s, en zonder hippe muziek, en zonder podium. Maar het was alsof door mij heen God zelf iedereen zegende: je bent geliefd en gered. En het was genoeg.
Ik werd overvallen door mijn eigen ontroering. Alsof ik het niet had verwacht, in al mijn drukke voorbereidingen en pogingen om de vele vieringen in de paascyclus onder controle te houden.
Maar God laat zich niets gelegen liggen aan planningen en verwachtingen. En ook niet aan gesomber over de toekomst van de kerk. En ook niet aan een dominee die denkt dat ze niet genoeg is.
God breekt in. God breekt de toekomst open. Er is genoeg genade en er is genoeg hoop.