‘Ik denk weleens: al die vrijwilligers die deze vakantieweken mogelijk maken, zijn dat engelen? God stuurt in de Bijbel ook engelen, naar mensen die in de problemen zitten, om ze een hart onder de riem te steken.
Geliefd is het verhaal van Jakob, zoon van Izaäk en kleinzoon van Abraham. Hij heeft zijn vader en zijn broer bedrogen. Hij is op de vlucht voor zijn familie, hij is moederziel alleen. Het wordt donker en hij is moe. Hij gaat slapen; een steen is zijn kussen. Jakob krijgt een droom, en in die droom ziet hij engelen langs een ladder van boven naar beneden gaan. De rabbijnen hebben daar een mooie uitleg aan gegeven: de engelen nemen de zorgen, de angst, het schuldgevoel van Jakob mee naar boven en God geeft hem daar zijn troost voor terug. Ook hoort Jakob de stem van God, de stem die zijn grootvader Abraham en zijn vader Izaäk gezegend heeft. Hij zal een groot volk worden. Jakob vertrouwt op zijn droom, vertrouwt op de engelen, vertrouwt op de stem van God. Het geeft hem nieuwe moed.
Het is een herkenbaar en menselijk verhaal. Ook wij kunnen conflicten en problemen hebben waarvoor we willen vluchten. In ons zelfverwijt kunnen we ons eenzaam voelen, net zo eenzaam als Jakob zich gevoeld moet hebben. Wij krijgen misschien niet zulke dromen als Jakob, maar zijn er ook niet momenten dat er mensen op ons pad komen wanneer we het moeilijk hebben? Die naar ons luisteren, die onze zorgen delen, die met ons meeleven. Zijn dat engelen?
Kortgeleden had ik zelf zo’n engelenervaring. Mijn man en ik zaten samen thuis met corona. Net toen ik me realiseerde dat er geen yoghurt en melk meer in huis was, belde de buurman aan. ‘Wij gaan boodschappen doen, kunnen we iets voor jullie meenemen?’ Een engel?
Zien wij ze nog, wanneer het ons aan mogelijkheden ontbreekt, de engelen die op ons pad komen? En zijn wij op onze beurt ook weleens een engel voor een ander?
God blijft verbonden met Jakob. God blijft verbonden met ons, ook in onze dieptepunten. Mogen we zijn engelen herkennen, en mogen we daarop vertrouwen.’