Ik weet er niets meer van, maar het schijnt episch te zijn geweest: mijn doopdienst in een stampvol krotje van 5 bij 5 meter in Lima, Peru, gemaakt van houten kisten. M’n kennismaking met kerkgebouwen begon dus lekker ‘out of the box’, op een vloer vol zand.
Later zag ik in Europa de mooiste gotische gewelven. Altaren met bladgoud, sierlijk bewerkte preekstoelen, zoekplaatjes in fresco’s, flakkerende kaarsjes in nissen, en weemoedige, versteende heiligen. Kosten noch moeite werden vroeger gespaard om de mensen ontzag voor God te laten ervaren. Maar is God te vangen?
Er is een oud lied uit de Keltische kerktraditie, ‘Bird of heaven’. Dat begint zo:
Catch the bird of heaven
Lock him in a cage of gold
Look again tomorrow
And he will be gone
Lock him in religion
Gold and frankincense and myrrh
Carry him to his prison
But he will be gone
Zelf heb ik me weleens opgesloten gevoeld in stramme kerkbanken. Heel wat keren heb ik de schrootjes van het plafond geteld. Toch heb ik ondanks dat – of misschien wel dankzij dat – God wel ervaren. Want het is helemaal niet vreemd om jezelf af en toe in zo’n gebouw op te sluiten. Hoe anders kunnen we als wispelturige en snel afgeleide mensen het mysterie van Gods revolutie begrijpen?
Hoewel, God kan je natuurlijk net zo goed overkomen op een onverwacht moment ergens ‘in het wild’. Soms is dat een massaal evenement of concert. Soms de stilte in de natuur. Soms een eeuwenoude kathedraal. Soms juist de zanderige vloer van een krotje. God is in ieder geval niet te vangen in een kooitje. Vroeger niet, en nog steeds niet.
petrus.protestantsekerk.nl/typischprotestants