De rabarber loopt weer uit. Heel voorzichtig botten wat rode knobbels boven de zwarte aarde. De lente is in aantocht. Rabarber, de plant die in het najaar bij de eerste graden onder nul direct haar bladeren moedeloos laat hangen, is er in het voorjaar als een van de eerste bij. Krakende nachtvorst deert haar dan ineens niet meer. Ze heeft er zin in na een winter rust. Ze groeit de lente tegemoet.
Zodra de rabarber zich laat zien, weet ik dat ik aan de bak moet. Wil ik over een tijdje een veld vol verse groente hebben, dan moet er nú gezaaid worden. Heel veel gezaaid worden. Haal je daarbij maar geen dromerige romantische beelden in je hoofd. Van een zaaier die uitging om te zaaien en zo in het wilde weg her en der wat zaad neer liet dwarrelen.
Nee, een overvloedige oogst vraagt iets meer planning. Tijdens de winter, toen de rabarber zich nog niet liet zien, zat ik daarom te nerden in Excel. Tabbladen vol met ingewikkelde formules die mij op hun beurt een teeltplan voorschotelden. Tot op de dag precies weet ik nu wanneer er gezaaid, geplant en geoogst kan worden. Het geeft me houvast.
Hoe mijn voorouders dit zonder Excel konden, is me werkelijk een raadsel. Was het hun Fingerspitzengefühl? Of hun boereninstinct? Of waren het hun gevouwen handen? Want eerlijk, Excel kan het allemaal wel precies vertellen, maar het zaad moet eerst maar eens gaan kiemen, gaan groeien en vrucht gaan dragen.
Ik kan niet meer bij mijn Excel-loze voorouders te rade gaan, maar ik kan wel in hun voetsporen treden. Door mijn handen te vouwen. Door te bidden voor gewas en arbeid. Biddend de lente tegemoet.