“Wij doen geen Eritreeërs”, zei de beheerster van het kerkgebouw. Ze hadden een nare ervaring gehad met eerdere verhuur: “Het stonk de volgende zondag naar knoflook.” En erger nog: de kast die de koffiedames altijd zo keurig opruimden, was in de war geraakt. De witte kopjes stonden op de verkeerde plek. En er lag een vuile theedoek in een hoek.
Op hun zoektocht naar een locatie voor het afscheid van een overledene klopten de Eritreeërs bij mij aan. Kan jij ons helpen? Als witte Nederlander stond ik persoonlijk borg bij een volgend kerkgebouw. Ze mochten het huren, tegen vooruitbetaling.
Op zaterdagmiddag arriveerden ze. Jonge mannen met zwarte jacks en spijkerbroeken. Vrouwen klein en tenger, een witte doek met rouwrand om hun hoofd. Uit ieder nieuw groepje steeg een jammerklacht op. Eén begon te huilen en de anderen vielen in. Het ging door merg en been. Het was ook in- en indroevig. De overledene was gestorven aan een infectie, en haar ongeboren kindje ook.
Steeds meer mensen arriveerden. Niet de honderd die ze ons gezegd hadden, maar twee- of driehonderd, of waren het er meer? Ze zaten om de echtgenoot heen. Urenlang, in stilte, afgewisseld met uitbarstingen van verdriet. Er werd eten rondgebracht. Ieder had thuis wat klaargemaakt. Achter in de zaal hield een groepje mannen het kasboek bij. Ze telden het gegeven geld, bedoeld voor de repatriëring van het lichaam.
Een priester stapte naar voren en sprak. Als uit één mond kwam de respons. Als met één lijf opstaan en buigen, knielen en bidden. En dan opnieuw de stilte, en het geluid van de klaagvrouwen. Het duurde van twee tot negen: zeven uur gezamenlijke rouw. Ik was geraakt door de troost die uitging van het samen beleven van verdriet, en blij dat ik hen had kunnen helpen.
Nadat ze weg waren, heb ik de oortjes van de koffiekopjes in de kast nog snel dezelfde kant op gedraaid. Voor de zekerheid. Mijn bijdrage aan vreedzaam multicultureel kerk-zijn.
Zou Petrus zich ook een pionier hebben gevoeld toen hij tijdens zijn zendingsreizen in aanraking kwam met nieuwe mensen en culturen? Esther van Schie voelt zich dat in elk geval wel. Ze is predikant voor het landelijk werk voor migranten. Ook is ze voorganger van een jonge, internationale gemeenschap in Gouda.
Lees ook de vorige column van Esther van Schie:
Fotografie: Xander de Rooij