Bij mijn bevestiging als predikant sprak ik over de woorden uit Matteüs 25, waar Jezus zegt: ‘Want Ik had honger en jullie gaven Mij te eten, Ik had dorst en jullie gaven Mij te drinken. Ik was een vreemdeling en jullie namen Mij op, Ik was naakt en jullie kleedden Mij. Ik was ziek en jullie bezochten Mij, Ik zat gevangen en jullie kwamen naar Mij toe. (…) alles wat jullie gedaan hebben voor een van de geringsten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor Mij gedaan.’
Mens onder de mensen zijn
Door de eeuwen heen zijn uit deze woorden de werken van barmhartigheid ontstaan: aandacht voor de hongerigen, de dorstigen, de zieken, de vreemdelingen, de naakten, de gevangenen en de doden.
De werken klinken enerzijds groots en heilig, maar ik hoor in de woorden van Jezus ook een nuchtere, bevrijdende toon. Jezus bemoedigt de luisteraar om een ‘mens onder de mensen’ te zijn – in zorg en verbinding met elkaar. Hij vraagt aanwezigheid, trouw, een manier van zien én handelen die kwetsbaar en persoonlijk is. Een oproep tot liefde laat zich niet vastleggen in wetten en regels: barmhartigheid gebeurt in medemenselijkheid.
Iets meer genade
In de zeven werken van barmhartigheid herken ik een manier van leven die ik graag wil nastreven. Ik hoop in mijn werk onder studenten acceptatie, zachtheid en een liefdevol perspectief te delen. Veel studenten die ik ontmoet, leven onder enorme druk. Prestaties, verwachtingen van hun omgeving, sociale media, grootse toekomstplannen – alles moet slagen, de lat ligt hoog. Sommigen vertellen dat ze zich voortdurend opgejaagd voelen, alsof ze steeds weer tekortschieten. In zulke gesprekken helpt een nuchtere benadering: je bent mens en je kunt niet alles honderd procent goed doen. Door dat hardop te zeggen en er langer bij stil te staan, ontstaat er vaak wat ruimte. Ruimte voor iets meer genade, iets meer het voordeel van de twijfel.
“De werken van barmhartigheid gaan niet zozeer over grote daden, maar over een manier van kijken”
Eenvoudig trouw
Een paar jaar geleden heb ik een deel van de liedtekst van ‘Wacht maar af’ van Matthijn Buwalda gedeeld op de uitvaart van mijn vader. De tekst raakt iets authentieks en nuchters, wat ik ook in mijn vader zag.
“Maar als de zon straks weer komt
Sta dan op en doe je werk
Gewoon het werk dat je hand vindt om te doen
En stop op tijd, sloof je niet uit
Er is gebakken lucht genoeg
Maar wordt een trouw-in-het-kleine-kampioen.”
M’n pa leefde zo. Hij was niet van de grootse gebaren, maar stond stilletjes klaar waar het nodig was. Hij hoefde niet op te vallen, hij deed gewoon wat gedaan moest worden.
Die houding – trouw, eenvoudig, nuchter – inspireert mij in het studentenpastoraat. Ook daar hoeft barmhartigheid niet iets groots of verhevens te zijn, maar nuchter. Het zit in luisteren, in de tijd nemen, in nabij zijn. In aandacht zonder oordeel, in een gesprek dat even lucht geeft. In het vertrouwen dat groeit als iemand zich gezien weet.
Manier van kijken
De werken van barmhartigheid uit Matteüs 25 gaan volgens mij dus niet zozeer over grote daden, maar over een manier van kijken: over leren zien waar honger, dorst, angst of eenzaamheid aanwezig zijn. Om die kwetsbaarheid niet uit de weg te gaan, maar te beseffen dat Christus zich identificeert met de buitenbeentjes en zij die liefdevolle aandacht nodig hebben. Door te herinneren dat Jezus zelf present is in eenieder die wij ontmoeten. Laat ons leven en werken in barmhartigheid.