Lieve Abel,
Je hebt inmiddels heel wat speelgoed, maar ook al een mooie collectie boeken. Van Nijntje en Dikkie Dik, boeken met plaatjes van duizend-en-een dingen waarvan je de naam leert, en prentenboeken zonder woorden waar je papa en mama zelf verhalen bij verzinnen. Je bent zelfs al met ze naar de bibliotheek geweest, waar je meteen aan het bladeren ging. Je vond het geweldig, al die boeken! En dat vind ik dan weer geweldig, want als ik ergens gek op ben is het op verhalen. Ik heb er zelfs mijn beroep van gemaakt: ik ben dominee geworden, verhalenverteller.
Ik heb jouw vader en oom vroeger veel voorgelezen. Op schoot, op de bank, als afsluiting van de maaltijd of op de rand van het bed voor het slapen gaan. Hele boeken als Het zakmes of Juttertje Tim, maar ook vaak losse verhalen. Die van Toon Tellegen waren favoriet. Hij vertelt over dieren die in een bos met elkaar leven. Een mier en een eekhoorn, een olifant en een egel, en nog veel meer. Alles wat mensen doen, doen zij ook: ze geven feestjes, eten taart, zijn jaloers of verliefd, zijn verdrietig of blij.
Weet je wat ik het mooiste vind als ik de Bijbelverhalen lees? Dat ik er zelf in voorkom
Sprookjes lazen we ook graag. Heerlijke, vaak oeroude verhalen die je fantasie prikkelen en je denken in beweging zetten. Sprookjes als dat van de wolf en de zeven geitjes, of Klein Duimpje met z’n zevenmijlslaarzen, Roodkapje en de wolf, Hans en Grietje … Het zijn verhalen over goed en kwaad, over liefde, over angst die je kunt overwinnen, over de zwakke die wint van de sterke. Sprookjes gaan over het leven zelf, zoals jij dat ook zult leren kennen nu je ouder wordt. Net als de verhalen uit de Bijbel, want ook die gaan over jou en mij, over de aarde, over liefde, over hoe mensen met elkaar omgaan, over wat belangrijk is in het leven, over God. God is zelf een verhaal, een verhaal dat al eeuwenlang door mensen wordt gelezen en doorverteld. Een verhaal dat ik als dominee mocht uitleggen aan de mensen die naar de kerk kwamen om ernaar te luisteren.
Met dat oude boek heb ik iets in handen wat al eeuwen met mensen meegaat. Het is geen feitenboek maar een beeldenboek, met verhalen die je kunnen helpen om de zin van het leven te ervaren, om het vol te houden in verdrietige tijden, om te doen wat nodig is in deze wereld: er zijn voor elkaar. En Abel, als jij door je prenten- en sprookjesboeken eenmaal gevoelig bent gemaakt voor die beeldentaal - waarin 1 + 1 niet altijd 2 is, maar soms wel 3! - dan zul je de taal van de Bijbel ook kunnen begrijpen. Weet je wat ik het mooiste vind als ik de Bijbelverhalen lees? Dat ik er zelf in voorkom. Dat ik bij het lezen denk: ‘Hé, dáár heb je me weer!’* Dat ik het ben die net als Jacob iemand bedriegt, of verdrietig ben als Elia, of heel verliefd ben als in het boekje Hooglied, of zelfs als Petrus ben die zijn angst overwint en over het water loopt. Ja, dat kan ook in Bijbelverhalen. Maar als jij dat ooit wilt proberen, raad ik je toch aan om eerst te leren zwemmen. Want het zijn beelden, hé!
Dag lieve kleinzoon,
Opa Jos
*citaat van Karel Eykman