“Soms zit ik in de kerk en weet ik het ook even niet.” Beatrice de Graaf zegt het in de Jacobikerk in Utrecht, in een zaaltje waar haar kinderen met de kindernevendienst, catechisatie en tienerclub al talloze uren hebben doorgebracht. In deze ruimte gebeurt van alles: knutselen, zingen, pizza eten, bidden, spelletjes doen. Doordat ze niet alleen in de kerkbanken, maar ook hier aanschuiven, leren haar kinderen wat de gemeenschap van hun kerk inhoudt. ‘Aan tafel!’, het nieuwe jaarthema van de Protestantse Kerk, draait voor De Graaf dan ook om die gemeenschap. “Aan tafel vier je iets, je zinnen worden gestreeld. Maar in de kerk doe je dat samen, je gaat met elkaar in gesprek.”
Onmacht
‘Aan tafel!’ betekent nog meer. Elk mens zoekt hoop of rust – en daarvoor kun je in de kerk terecht. Je krijgt er ook ‘voeding’ om je weg te gaan in het leven. Dat is hard nodig, juist nu de wereld voortdurend in crisis lijkt te zijn. Rob Visser haalt de klimaatcrisis aan, de oorlog in Oekraïne, de coronacrisis. “Soms krijg ik het niet op een rij. Het lijkt wel alsof we van de ene crisis in de andere rollen. Jij houdt je bezig met het duiden van crisissen, maar hoe ervaar jij dit als mens?” De Graaf glimlacht. “Een lastige vraag. Ik denk vooral: wat gaan mijn kinderen allemaal meemaken? Wordt het ooit nog rustig in het land?”
“Aan de andere kant”, zegt ze, “zijn crisissen en conflicten van alle tijden.” Uit haar nieuwste essay (zie kader) blijkt dat er tussen 1800 en nu nogal wat is veranderd in hoe Nederland omgaat met crisissen. “Centrale regeringen met welvarende samenlevingen temmen die steeds beter. De overheid kan bijvoorbeeld dijken bouwen of aanslagen voorkomen.”
Maar doordat de overheidsbemoeienis is toegenomen, projecteren burgers ook meer op de staat. Dit kantelde volgens De Graaf in oktober 1992, toen een Israëlisch vliegtuig was neergestort op twee flats in de Amsterdamse Bijlmer. “Voor het eerst zag men de overheid niet meer alleen als instantie die de crisis moest oplossen, maar ook als mogelijke veroorzaker: er klonken geluiden over giftige lading in het ruim, over mannetjes in pakken, er kwam een parlementaire enquête.”
Dat ging vroeger wel anders. “Na de Watersnoodramp in 1953 zei niemand dat de overheid gefaald had. Terwijl die echt steken had laten vallen: het was bekend dat het mis kon gaan, sinds 1935 lag er al een nationaal rampenplan klaar.”
De beleving is dus enorm veranderd. Ze wijst op de rol van de media hierbij. Die zoomen meer in op details, en sinds de jaren ‘90 ook meer op de slachtoffers. “Er is dus meer aandacht voor slachtofferschap, maar dat betekent ook dat men een schuldige zoekt. Vroeger zagen mensen een crisis als het lot of de hand van God. Tegenwoordig moet er meteen afgerekend worden. Er heerst morele superioriteit: de schuldige is altijd een ander.”
‘Je kunt ontreddering ervaren, maar kijk ook wat je zélf kunt doen’
Crisisbesef
Paul Visser vertelt over de geschiedenispodcasts die hij tijdens zijn vakantie luisterde, onder andere over Napoleon. “Een ongelooflijk slimme en aparte man die op bepaalde punten een basis heeft gelegd voor onze huidige samenleving. Tegelijkertijd zijn er veel slachtoffers gevallen door zijn toedoen.”
“Ja, tijdens de Napoleontische oorlogen zijn vijf miljoen mensen omgekomen”, vult De Graaf aan. “Gruwelijk. Daarom zeg ik ook nooit dat crisissen nu erger zijn dan vroeger.”
Rob Visser: “Maar het lijkt wel alsof ze zich nu meer opstapelen.” Ook dat is de vraag, weerlegt De Graaf: “Zijn er meer crisissen of is er meer crisisbesef?”
“Is het niet gevaarlijk als de overheid wordt gezien als veroorzaker én oplosser?”, vraagt Paul Visser zich af. “Kan die groeiende onvrede in de samenleving uit de hand lopen?”
De Graaf knikt: “Er is een radicalisering gaande. Je ziet wel veel dezelfde groeperingen tijdens protesten. Een stelletje relschoppers krijgt veel aandacht. Maar komen hierdoor nog veel meer mensen in beweging? Eigenlijk niet.” Wel benadrukt ze dat het belangrijk is, “vooral voor christenen”, om je niet te laten meeslepen door emoties. “Wees waakzaam, maar wees ook nuchter.”
Rob Visser gaat nog wat verder: “De kerk hoort ook een luis in de pels te zijn.” De Graaf: “Maar wat ís een luis in de pels? En voor wie ben je dat? Je zou ook kunnen zeggen: de kerk moet rust en orde bewaren, opkomen voor kwetsbare mensen. Want dat zijn niet altijd degenen die het hardste schreeuwen. En wie horen we helemaal niet? De schepping die kreunt en zucht.”
‘Wie horen we niet in het debat? De schepping die kreunt en zucht’
Geen zand erover
Rob Visser brengt de aanslag van Karst T. op Koninginnedag 2009 in Apeldoorn in herinnering. De predikant had toen al voor ophef gezorgd door in de Grote Kerk niet alleen kaarsen te branden voor de slachtoffers, maar ook een voor de dader. Steeds werd de kaars uitgeblazen door mensen die kwamen rouwen, Visser stak hem elke keer opnieuw aan. “In de stad hing een sfeer van haat.” De aanslag ziet hij als terreur, “daar heb ik niets goeds over te zeggen. Maar ik weet dat er een verhaal achter zat. Ook een dader is een mens. Hoe kijk jij daartegen aan?”
De Graaf heeft in haar loopbaan veel daders geïnterviewd, zoals voormalig Stasi-generaals en terrorismegedetineerden. “De meesten van hen zijn geen psychopaten, vaak zijn ze stapje voor stapje geradicaliseerd. Voor mij staat overeind dat er recht gedaan moet worden: wat heeft de dader gedaan en wie heeft hij wat aangedaan? Ik vind het moeilijk om te zeggen: zand erover.”
“Dat zeg ik ook niet”, benadrukt Rob Visser. “En dat is niet wat God vraagt. God gaat door de crisis heen.”
De Graaf werd zich ervan bewust dat het heel lang kan duren voordat er verzoening mogelijk is toen ze in 2003 meewerkte aan een documentaire over de SS’er Albert Naumann. Die gaf in 1944 in haar geboorteplaats Putten het bevel om honderden mannen te deporteren, 552 mannen kwamen om het leven. Naumann had in 2000 incognito meegedaan aan de herdenking. “Heel veel mensen waren boos, het was nog te vroeg voor verzoening. Ik had te weinig oog gehad voor de pijn van slachtoffers en nabestaanden.” Ze heeft daar veel van geleerd. “Zou jij de kaars voor Karst T. opnieuw branden, Rob?”
“Ja”, zegt die zonder een spoor van twijfel. “De God in wie wij geloven, vraagt van ons te allen tijde, zonder uitzondering, in liefde en genade met elkaar om te gaan.”
‘In de kerk word je weer in de ruimte gesteld’
Profetisch
“Wat is het profetisch spreken van de kerk volgens jou?”, vraagt Paul Visser. “Wat ik problematisch vond tijdens de coronacrisis”, reageert De Graaf, “is dat allerlei mensen, ook in de kerk, van alles riepen over de maatregelen en over vaccineren. Daardoor wakker je de tegenstellingen aan. De kerk is geen talkshow, en ook geen machtspartij die de regering kan vertellen hoe het moet.”
Laat deskundigen die discussies voeren, wil ze maar zeggen. “Als kerk heb je een pastorale functie. Daarnaast mag je de gemeente aanspreken: waar zijn we mee bezig? Door ónze zonde tegen de schepping, door ónze consumptiecultuur, komen wij in de problemen. Daarover zou het profetisch spreken moeten gaan.”
Een tijdje geleden wilde Rob Visser met zijn vrouw een tripje maken. “Met het vliegtuig leek de makkelijkste optie. Maar mijn vrouw zei: ‘Geen sprake van!’” De Graaf: “Precies. Het echte probleem is niet de regering, maar dat wij in ons eigen vlees moeten snijden.” Ze wijst naar fictieve kerkgangers: “Jij gaat wéér op vliegvakantie, jij stemt op díé partij.”
Paul Visser vindt het nog niet zo eenvoudig om de gemeente concreet aan te spreken op haar roeping. “Over twintig jaar schaam ik me misschien wel de ogen uit mijn hoofd over onze gebrekkige opvang van vluchtelingen, maar wat zeg ik daar nu over tegen de gemeente? De stikstofcrisis, digitalisering, polarisatie – ik kan niets oplossen. Hoe spreek ik in het licht van de Schrift dan ware woorden? Hoe kan ik het goede doen waartoe we zijn geroepen, ook als dat weerstand oproept? Soms sluit je bewust of onbewust je ogen voor dingen die je niet kunt veranderen. Ik bid geregeld om wijsheid én moed in de ontreddering die je kunt ervaren”, zegt de Rotterdamse predikant.
“Je kunt altijd bidden om genade”, reageert De Graaf. “Soms mis ik dat.” Rob Visser vraagt wat ze bedoelt. Ze schetst hoe ze pas voor een reformatorisch publiek een lezing hield en werd geraakt door het gebed. “Het ging over zonde en onze verdorven harten, ik had die taal lang niet meer gehoord. Ik realiseerde me: hier zitten mensen die doordrongen zijn van hun eigen tekort.” Ze trekt het door naar crisissen: “Je kunt ontreddering ervaren, maar kijk ook in je eigen hart: wat kun je zélf doen?”
“Het gaat ook om een lijdenstheologie die wij nog onvoldoende doordacht hebben”, realiseert Paul Visser zich. “Wat betekent het om het goede te zeggen en te doen en daardoor te lijden, zoals in de eerste brief van Petrus staat?”
“Ik heb de kerk nodig, vooral als ik het niet meer weet”, zegt De Graaf. “Soms ben ik ook ontredderd. In de kerk word ik weer in de ruimte gesteld, te midden van verwarring.”
Beatrice de Graaf is hoogleraar geschiedenis van de internationale betrekkingen aan de Universiteit Utrecht en onderzoeker op het gebied van veiligheid en terrorisme. Regelmatig verschijnt ze op tv, geeft ze interviews en houdt ze lezingen om actuele ontwikkelingen te analyseren. Ze is opgegroeid in Putten, woont nu met haar man en drie kinderen in Utrecht en is daar lid van de Jacobikerk.
Tekst: Marusja Aangeenbrug | Foto’s: Nienke van Denderen