Zoals de regen onverwacht
een moede aarde op nieuwe krachten brengt,
zoals een bedding leeg en dor
plotseling volstroomt en leven brengt,
zo is mijn God,
zo overkomt Hij mij,
een bron die uitbreekt
in mijn woestijn;
ik adem op,
de dood ontkomen.
Zoals het daglicht te middernacht
zo onvoorstelbaar ondenkbaar lijkt,
maar in de morgen stralend nieuw
de zon weer opgaat, de nacht aan banden legt, –
zo is mijn God,
zo overkomt Hij mij,
een licht dat uitbreekt.
Ik hef het hoofd,
en ik sta op,
de dood ontkomen.
Tekst: Sytze de Vries
Melodie: Willem Vogel
© makers
Toegelicht: Zoals de regen onverwacht …
(door dr. Oane Reitsma, predikant van de Protestantse Gemeente Enschede)
Zo is mijn God
‘Zo is mijn God, zo overkomt hij mij’, is de herhalende zin waarmee het refrein tweemaal begint (dat wil zeggen dat de rest van het refrein beide keren een andere tekst heeft, dus een echt ‘refrein’ is het niet, maar een vrij unieke liedvorm!). Hoe is die God dan? Met het antwoord op die vraag beginnen de beide coupletten van het lied, dat maar uit twee korte coupletten bestaat. Het antwoord overvalt ons nog voordat we de vraag kunnen stellen – precies zo overvalt ons plotseling in beelden wie die God voor ons is.
Profetisch
Die God is ‘als regen die een moede (niet: moeder!) aarde op nieuwe krachten brengt’. Een beeld dat bijvoorbeeld ook in Psalm 68:10 voorkomt, al is het lied meer direct gebaseerd op Psalm 126 (zie liedboekcompendium). Regen die een dorre en uitgedroogde bedding weer laat volstromen, waardoor er acuut nieuw leven ontstaat. Een beeld dat al eeuwen meegaat (bijvoorbeeld in Jesaja 35:6-7), maar in zichzelf altijd weer fris en nieuw aandoet. In het eerste refrein wordt het beeld herhaald: een bron die uitbreekt in de woestijn. Daar wordt het beeld ook toegeëigend: het lied gaat niet over die droge woestijn maar over ‘mijn woestijn’, over mijzelf: ik adem op!
Paaslied
Ook de laatste zin van de beide refreinen, de conclusie van het lied eigenlijk, is steeds dezelfde: meest kernachtig verwoord als ‘de dood ontkomen’. Daarmee zitten we in de kerngedachte van het christelijk geloof, namelijk de opstanding, ‘de dood ontkomen’. Dat het een paaslied is blijkt ook uit het tweede refrein, waarin het water in de woestijn vervangen is door het ‘een licht dat uitbreekt’, paassymbool bij uitstek. En ook hier geldt die opstanding mij: ‘ik hef het hoofd’.
Geloofsbelijdenis
Subtiel is dat dit ‘ik’ steeds gezongen wordt door de gemeente, door ‘allen’. De boodschap geldt dus individueel, maar alleen binnen de verbondenheid met de groep. Precies zoals de geloofsbelijdenis (‘ik geloof …’) altijd door de hele gemeente gesproken (of gezongen) wordt.
Onvoorstelbaar ondenkbaar
De opstanding, anders gezegd: dat ons leven onder het licht van God komt en niet beheerst wordt door het donker lijkt om middernacht, als alles om ons heen donker is, niet voor te stellen. En toch komt iedere morgen opnieuw de stralende zon weer op. Zo wordt iedere morgen een paasmorgen, en is dit lied zowel een geloofsbelijdenis als een morgenlied als een paaslied. ‘Zo is mijn God: de dood ontkomen.’