Een klassieke katholieke toga zit vol symboliek: koorden, kragen en kleuren verwijzen naar het lijden en sterven van Jezus. In de zestiende eeuw verzetten reformatoren zich daartegen: met het lijdensverhaal hoor je sober om te gaan, je hoeft niet allerlei onnodige symboliek in te zetten. Die leidt bovendien af van de kern: de verkondiging van het Woord. Theologen dragen aanvankelijk wel een tabbaard, de academische toga van die tijd, als ze voorgaan in een kerk. Zo benadrukken ze dat ze grondig studie hebben gemaakt van de Bijbel.
Modeshow
Halverwege de zeventiende eeuw verdwijnt de tabbaard uit beeld. Predikanten verschijnen dan in nette zondagse kleding op de kansel. Ze proberen hiermee uit te stralen dat ze horen bij het deftige en achtenswaardige deel van de bevolking.
In de tijd van pruiken en kleurige pantalons staan sommige dominees flink uitgedost te blinken op de preekstoel. Kerkgangers gaan zich afvragen of de kerk moet meedoen met zulk modieus gepronk of dat er een 'uniform' moet komen. Uit de Franse en Spaanse mode ontstaat de ‘mantel en bef ’ voor predikanten: een mantel, rok, bef, gespschoenen, kuit- of kniebroek en driekanten steek.
Focus op de preek
De Duitse overheid stelt de zwarte predikantstoga, die is afgeleid van de hoogleraarstoga, in 1811 verplicht voor lutherse dominees. Zo worden kerkgangers niet afgeleid door een modeshow en kunnen ze zich beter focussen op de preek.
Bovendien krijgen protestanten ook in Nederland meer oog voor de geleerdheid van dominees: met een toga, zoals ook advocaten en rechters dragen, kunnen ze hun gezag en waardigheid benadrukken. Een ambtsgewaad geeft bovendien aan dat de predikant niet namens zichzelf op de kansel staat, maar namens God.
Terwijl de lutheranen in Nederland al langer het voorbeeld van de Duitse lutherse kerken volgen, voert in 1854 ook de hervormde synode de toga in. Die is in die tijd zwart, zwaar en heeft riante mouwen. Hij is bovendien behaaglijk warm – een pré in grote, gure kerken.
Gereformeerde dominees kiezen met de Doleantie in 1886 hun eigen koers en laten toga’s achterwege. Ook bij latere afsplitsingen houden predikanten het vaak bij een donker kostuum of jacquet. Zo bepleit bijvoorbeeld dominee Kersten dat predikanten in de Gereformeerde Gemeenten geen toga horen te dragen – zij volgen namelijk geen universitaire opleiding.
Nieuwe trend
Ook met het argument dat de toga afstand schept tot de kerkgangers, kiezen flink wat predikanten inmiddels voor nette kleding in plaats van een ambtsgewaad. De togadragende dominees zien hun kledij inmiddels vooral als teken dat ze in dienst van God op de kansel staan.
Onder invloed van de Liturgische Beweging in de jaren zestig en zeventig kiezen sommige dominees voor een witte linnen toga, de traditionele katholieke ‘albe’, maar dan een eenvoudige versie. Die symboliseert nieuw leven en reinheid. Ook zijn er andere kleuren op de markt, zoals grijze en blauwe. Over de toga draagt de dominee vaak een gekleurde stola in de kleur van het kerkelijk jaar.
Deze tekst is afkomstig uit de Canon van het Nederlandse protestantisme. Je kunt het boek hier bestellen.
Lees ook:
Tekst: Judith van der Spoel | Foto’s Xander de Rooij en Arend-Jan Westerhuis