John Wyclif (1328-1384)
Deze toonaangevende Engelse filosoof en theoloog aan de universiteit van Oxford was het steeds minder eens met de kerk waar hij zelf bij hoorde. Dat werd al voorzichtig duidelijk toen hij pleitte voor het streng straffen van corrupte geestelijken: de overheid mocht hun bezittingen afnemen, vond hij.
Eeuwige kerk
Volgens hem was er een duidelijk verschil tussen de eeuwige en de aardse kerk. Die laatste mocht geen eigen bezittingen hebben. De Engelse adel kon zich goed vinden in deze overtuiging, de welvarende Rooms-Katholieke Kerk niet.
De eeuwige kerk bestond volgens Wyclif uit Gods uitverkorenen, mensen die God zelf verkozen had. Daar kon niets op aarde invloed op uitoefenen: niet de aflaat, niet het kloosterleven, niet de biecht, niet de machtige geestelijkheid.
Aanhangers
Zijn kritiek werd scherper, uitdagender. Zo noemde hij de paus de antichrist en wees hij de leer van de transsubstantiatie af. Dit betekende dat hij niet meer geloofde dat brood en wijn tijdens de eucharistieviering daadwerkelijk veranderden in Jezus’ lichaam, zoals de kerk dit leerde.
Met zijn afwijzing van de doctrine haalde hij de woede van veel kerkelijk leiders op de hals. Hij werd verbannen uit Oxford. Maar Wyclif had inmiddels een grote groep aanhangers, met name onder het gewone volk. Zowel leken als opgeleide priesters die hem steunden, trokken door het land en deelden zijn revolutionaire ideeën. Ze werden wel de poor priests genoemd, en hun aanhangers de Lollarden.
Bijbelvertaler
Na zijn verbanning trok Wyclif zich terug in Lutterworth. Daar wijdde hij de laatste jaren van zijn leven aan het schrijven van een belangrijk werk, Trialogus. Hij werkte ook, samen met een aantal andere theologen, aan een vertaling van de Bijbel in het Engels. Want, zo luidde zijn overtuiging, juist de gelovige zelf hoort in zijn eigen taal het Woord van God te kunnen lezen, ook al had de kerk dat al in de 10e eeuw verboden. De Wyclif Bijbel verspreidde zich in de jaren daarna over het hele Engelse taalgebied.
Opgegraven botten
Wyclif werd een steeds grotere doorn in het oog van de kerk en de overheid. In 1382 werd hij tijdens een synode in Londen ter dood veroordeeld. Maar machtige vrienden konden voorkomen dat het vonnis werd uitgevoerd.
In 1384 stierf Wyclif een natuurlijke dood en werd hij begraven. Jaren later, tijdens het Concilie van Konstanz (1414-1418), was de kerk deze rebelse theoloog en zijn overtuigingen nog niet vergeten. Zijn botten werden opgegraven en alsnog verbrand.
Johannes Hus (1369/1370-1415)
Deze invloedrijke hoogleraar uit de Bohemen (een gebied in het huidige Tsjechië) werkte het grootste gedeelte van z’n leven in Praag. Op zijn 29e stond hij als rector magnificus aan het hoofd van de universiteit daar, en rond diezelfde tijd legde hij de priestergelofte af.
Als geestelijke wist hij met zijn charismatische stijl van spreken een enorm publiek te boeien, van rijk tot arm, jong en oud. Het hielp dat hij preekte in de volkstaal, het Tsjechisch.
Wyclif als inspirator
Was Hus als student, jong docent en hoogleraar nog een trouw volger van de rooms-katholieke leer, als priester werd hij geconfronteerd met problemen van gelovigen: armoede, onderdrukking, angst voor God, vagevuur en hel. Dit, en geschriften van Wyclif die hij onder ogen kreeg, veranderden zijn visie op de kerk.
Het werk van Wyclif werd bestempeld als ketters en mocht niet worden vertaald. Daar ging Hus graag tegenin. Precies zoals Wyclif vond hij dat de kerk moest veranderen. Ze moest pracht, praal en aardse macht loslaten, God zelf en Gods Woord waren de basis. Hus begon Wyclifs academische geschriften te vertalen, en maakte deze door preken en heldere boeken toegankelijk voor een groot (Boheems) publiek.
Banvloek
Aanvankelijk steunden de koning en de aartsbisschop Johannes Hus in zijn pogingen om de kerk te hervormingen. Maar dat veranderde toen Hus zich uitsprak tegen de aflatenhandel. De paus sprak in 1412 een dwingende banvloek over hem uit. Wie met Hus werd gezien, hem eten, drinken of een slaapplek gaf, werd zelf geëxcommuniceerd.
De hervormer trok zich terug op het platteland. Daar werkte hij onder andere aan een verbetering van de Boheemse bijbelvertaling. Toch kon hij het niet laten om te blijven preken. Hiervoor keerde hij regelmatig terug naar Praag.
Gevangen in Konstanz
Hoe moest het verder met de opstandige Hus? Sigismund, destijds keizer van het Duitse Rijk, bood de hervormer een vrijgeleide om in 1414 af te reizen naar het Concilie van Konstanz. Daar zou hij zijn overtuiging kunnen verdedigen.
Maar ondanks de vrijgeleide liet de paus Hus gevangennemen zodra deze was aangekomen in Konstanz. Maandenlang zat hij gevangen. Ondertussen bestudeerden geleerden zijn geschriften, op zoek naar ketterij. Ze vonden tientallen punten.
Hus verdedigde en weerlegde ze stuk voor stuk, maar het was niet genoeg. De verzamelde geestelijkheid wilde dat Hus zijn eigen werk volledig zou verwerpen. Dat weigerde hij, waarop hij tot de brandstapel werd veroordeeld.
Gans en zwaan
Veel Boheemse edelen streden om Hus vrij te krijgen. Ze kregen het echter niet voor elkaar: op 6 juli 1415 werd Johannes Hus als ketter op de brandstapel gebracht. In de maanden ervoor had hij nog veel brieven geschreven naar zijn gemeente in de Bohemen. Hierin zou hij onder andere deze voorspelling gedaan hebben: “Zij zullen nu een gans braden [Hus is Boheems voor ‘gans’, red.], maar over honderd jaar zullen zij een zwaan horen zingen. Die zullen zij moeten verdragen.”
Luther, wiens oorspronkelijke familienaam Luder was, zag zichzelf als directe opvolger van Hus. Hij heeft deze zin vaak aangehaald. Volgens Ingeborg Kriegsman, die een boek over Hus schreef, is Luder terug te leiden naar de betekenis ‘zwaan’.
Of Hus werkelijk over een zwaan heeft gesproken in zijn brieven is echter niet zeker. Voor Lutheranen werd de zwaan hoe dan ook een krachtig symbool, dat nog steeds terug te vinden is op kerktorens, op vaatwerk en in gevelstenen.
Dit is een artikel in de nieuwe serie #Protestants: een serie over verhalen, rituelen, gebruiken en voorwerpen die typisch protestants zijn. Lees ook:
Tekst: Francis Boer