Wat vrolijk over U geschreven staat:
dat Gij zijt de gloed van al wat leeft,
de ziel die vonkt of als een brand uitslaat,
de adembron die ons te drinken geeft –
wat vurig staat geschreven: dat Gij komt
‘redden wat verloren is’, dat woord,
dat Gij het hart hebt, ogen, dat Gij hoort,
‘Ik zal er zijn’, zonsopgang, nieuw verbond –
dat hoge woord, geschreven wit op zwart,
trouw van trouw, hoe heeft het ons bevrijd,
beschaamd, vervoerd, getroost, dan weer getart.
Hoe dorsten wij te weten wie Gij zijt.
Tekst: Huub Oosterhuis
Melodie: Antoine Oomen
© Gooi en Sticht, Utrecht
---
Toegelicht: Wat vrolijk over U geschreven staat
(door dr. Oane Reitsma, predikant van de Protestantse Gemeente Hilversum)
‘Vrolijk’
Dit lied kent een even open als ook doorleefd en doorwrocht godsbeeld. Als je het goed leest (of zingt), merk je dat het nog niet zo eenvoudig is: God als ‘gloed van al wat leeft’, als ‘vonkende ziel’, als ‘adembron’, enzovoort. En toch kent het lied een bepaalde lichtheid door het woordje ‘vrolijk’ waar het mee begint. Het staat ‘vrolijk’ geschreven over God, in de aloude boeken. Niet achteloos, niet eenvoudig of simpel, maar met een ontegenzeggelijk positieve boodschap voor de mensen. Vrolijk.
Christus?
Het tweede couplet hint erop dat God komt om te redden wat verloren is. Hier wordt gerefereerd aan Lucas 19:10, waar Jezus deze woorden gebruikt tegen de tollenaar Zacheüs. In Christus kwam Godzelf naar de wereld. Met die gedachte wordt hier theologisch gespeeld door de aanspreekvorm door het lied heen niet te wijzigen. Dezelfde ‘Gij’ wordt aangesproken – kennelijk wordt God impliciet als Schepper, Zoon en Geest (adembron) beleefd.
Toch zijn er ook onmiskenbare elementen uit het Eerste Testament aanwezig, zoals de beloftevolle Godsnaam ‘Ik zal er zijn’ (Exodus 3:14), God als bevrijdende kracht die in een vuurzuil zijn volk leidde, laafde in de woestijn en met hen een nieuw verbond sloot.
Tekstuele structuur
De tekststructuur van het lied is heel bijzonder. Na het ‘Wat vrolijk over U geschreven staat’ (couplet 1) en het ‘Wat vurig staat geschreven’ (couplet 2) volgt steeds één lange bijzin die het onderwerp van de zin (‘Wat’) toelicht en invult. Feitelijk wordt de zin niet afgemaakt, maar volgt er na de derde regel van het derde couplet een grote dubbele punt – en dan volgt de conclusie in een nieuwe hoofdzin.
Dorst naar Godskennis
Die nieuwe hoofdzin luidt: 'Hoe dorsten wij te weten wie Gij zijt.’ Er spreekt een diep verlangen uit om de essentie te kennen van die God met al deze eigenschappen. Horen we hier Zacheüs weer terug die zo nieuwsgierig vanuit zijn boom de Mensenzoon gadesloeg en zich afvroeg: wie is deze in Godsnaam?