Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde
subline-curl
Abonneer gratis op Petrus Magazine

Column Trix: Leven met rouwrandjes

Eens per week boent Trix Vahl net iets harder op haar handen dan normaal. Dan gaat deze boerin naar de stad voor haar studie theologie.

Trix Vahl woont met haar man en drie zonen op een zorgboerderij in Noordoost Friesland. Ze is vaak in de groentetuin te vinden. Of ze zit met haar neus in de boeken, want ze studeert theologie. Haar leven bestaat uit wroeten in de grond en wroeten in de Bijbel. In beide liggen schatten verborgen.  

In haar columns neemt ze je mee in haar leven als moeder, als boerin, als mens en knoopt ze het leven van alledag aan woorden uit de Bijbel. 

 

Eén keer per week sta ik net iets harder op mijn handen te boenen dan normaal. Met zo’n houten nagelborsteltje met te harde haren schuur ik bijna het vel van mijn handen. Ik probeer ze schoon te krijgen. De aarde onder mijn nagels weg te poetsen, en de zwarte grond die in de beginnende rimpels in mijn handen is gekropen. Waarom? Omdat ik het erf af ga. In het dagelijks leven ben ik boerin, maar één keer per week ga ik naar de stad voor mijn studie theologie.  

Dat boerenleven voelt vertrouwd, maar nog geen twee jaar geleden speelde ons leven zich af in de Randstad. In Rotterdam. We leefden ons leven als hippe, stadse vogels die regelmatig aan hun cappuccino en chai latte met havermelk nipten. De kinderen zaten aan de babyccino’s. Ons boerenverstand en onze groene vingers waren ver te zoeken. Toen, ineens, door een groot verlies, werden we naar het hoge noorden geroepen. Naar de familieboerderij. Er moesten dieren verzorgd worden. Er moest land bewerkt worden. Van de ene op de andere dag fladderden we niet meer rond in Rotterdam, maar stonden we met onze poten in de Friese klei.  

“Ik keek naar mijn handen en schrok. Zwarte rouwrandjes tekenden zich af onder mijn nagels” 

En eerlijk, wat ben ik die zwarte klei dankbaar. Grond is genadig. Grond kan troosten. Veel van mijn tranen zijn in die Friese klei weggevloeid. De eerste tijd in het noorden was, op z’n zachtst gezegd, wennen. Ik miste alles aan ons leven in Rotterdam. De mensen. De rauwheid. De gekkigheid. En tussen al het missen door moesten we een boerderij draaiend houden. De groentetuin werd een toevluchtsoord. Daar stond de tijd stil. Ademloos bekeek ik de vlinders die kwamen buurten. Voelde ik de wormen die tussen mijn vingers kropen. Daar in de tuin, met mijn handen in de aarde onder de blote hemel, ontstond herstel.  

Laatst zat ik weer in de trein. Op weg naar de stad. Ik keek naar mijn handen en schrok. Ik was vergeten ze grondig te boenen. Het zag er niet uit. Zwarte rouwrandjes tekenden zich af onder mijn nagels. Ik frommelde een snoeppapiertje uit mijn jaszak en begon ze schoon te peuteren. Totdat ik bedacht: nee, wacht. Die rouwrandjes horen erbij. Bij het leven.  

Ben jij al gratis abonnee?

Abonneer je op Petrus en ontvang het magazine 4x per jaar gratis in je brievenbus

Was deze informatie zinvol?
We hebben uw feedback ontvangen, dankuwel!

Om deze pagina verder te verbeteren zijn wij benieuwd waarom u deze pagina wel of niet zinvol vond. U kunt ons helpen door de onderstaande vragen in te vullen.

Mogen we je contactgegevens voor eventuele verdere vragen? (niet verplicht)