Tradities rond zondagse kleding bestaan al eeuwen. De kerkgang was een heilig en apart gezet ritueel en dat werd extra benadrukt doordat de outfit op zondag netter en kostbaarder was dan de (werk)kleding van doordeweeks.
Glimmende oorijzers
Dat onderscheid is misschien wel het meest duidelijk zichtbaar in de verschillende streekdrachten die eeuwenlang het straatbeeld bepaalden. Hoewel de klederdracht verschilt per regio en soms per dorp, is er een belangrijke overeenkomst: de mooiste outfit was bestemd voor de zondag.
Op Urk droegen vrouwen op die dag bijvoorbeeld een schort van zwarte wol, een kostbaardere stof dan de doorsnee gestreepte stof. Glimmende oorijzers en andere sieraden maakten het tenue compleet. Voor de zondagse dracht gold een eigenaardige regel: die mocht niet worden gewassen, dan waste je ‘de zondag eraf’.
Pak van verantwoordelijkheid
Hoewel Calvijn in zijn tijd al waarschuwde niet (te veel) met de mode van de tijd mee te gaan, gebeurt dit tegenwoordig vaak wél. Verschenen mannen zo’n dertig jaar geleden nog met minstens een colbertje en stropdas in de kerk, tegenwoordig houden ze het vaak bij een overhemd of T-shirt. Dit sluit aan bij een trend: mensen kleden zich meer casual voor hun werk, en ook voor de kerk.
In sommige gemeenten is wel een duidelijk verschil zichtbaar in de kleding van ‘gewone’ kerkgangers en die van ambtsdragers. Dit toont iets van de verantwoordelijkheid, toewijding en eerbied van de ouderlingen en diakenen voor de taak die zij hebben gekregen.
Hoedje
De meeste ideeën rond zondagse kleding hebben meer te maken met voorgeschreven fatsoensnormen dan met specifieke bijbelse normen. Bij sommige gebruiken worden wel teksten uit de Bijbel aangehaald. In orthodoxe kerken dragen vrouwen bijvoorbeeld een hoed tijdens de dienst vanwege teksten uit 1 Korinthiërs 11: 4,5 en 10 (NBV):
Iedere man die bidt of profeteert en iets op zijn hoofd heeft, onteert zijn hoofd. Iedere vrouw echter die bidt of profeteert met onbedekt hoofd, onteert haar eigen hoofd, want het is precies hetzelfde alsof zij kaalgeschoren is. (...) Daarom moet de vrouw een teken van gezag op het hoofd hebben, omwille van de engelen.
Door de eeuwen heen lieten vrouwen zo zien dat ze onder het gezag stonden van God en van de man. Aanvankelijk deden ze dit met hoofddoeken, in de negentiende eeuw begon de hogere klasse met het dragen van modieuze hoeden. Vanaf de jaren zestig, met de tweede feministische golf, verdween de hoed steeds meer uit het straatbeeld én uit de kerk.
Als argument tegen de hoed hanteren mensen de uitleg dat het voorschrift van Paulus cultuurgebonden is. In zijn tijd zou het in Griekenland gebruikelijk zijn geweest dat de vrouwen zonder hoofddeksel (lees: sluier) prostituees waren, en om die reden zouden vrouwen aanstoot geven als ze zonder hoofdbedekking in de samenkomst zouden verschijnen.
Rokje
In behoudende gemeenten dragen vrouwen een jurk of rok op zondag (of de hele week, en dus ook op zondag). Zij doen dit niet alleen omdat ze het netjes of feestelijk vinden, maar omdat Deuteronomium 22:5 hun richtlijn vormt als het gaat om kleding. Volgens deze tekst horen mannen en vrouwen onderscheidende kleding te dragen: voor vrouwen dus geen ‘mannelijke’ kleding, en voor mannen geen ‘vrouwelijke’ kleding.
Dus hoe het ‘heurt’ met zondagse kleding? Daar is gelukkig niet één antwoord op te geven. Het heeft veel te maken met de eigen smaak en de traditie waar je uit voortkomt. En of het nu echt iets is waar we ons heel druk om moeten maken? Calvijn had ’t eeuwen geleden al door: “Hoe men is gekleed, is op zichzelf niet een zaak van zo groot gewicht.”
Dit is een artikel in de nieuwe serie #protestants: een serie over verhalen, rituelen, gebruiken en voorwerpen die typisch protestants zijn. Lees meer over dit soort protestantse onderwerpen in de Canon van het Nederlandse protestantisme. Je kunt het boek hier bestellen.