Lieve Heer, Gij zegt ‘kom’ en ik kom –
want mijn leven is onder de macht gesteld
van de Heer die mijn dagen en nachten telt
en de Heer zegt ‘kom’ en ik kom.
O mijn God, Gij zegt ‘ga’ en ik ga,
Gij zegt ‘ga’ en ik ga, laat mij niet alleen,
wees het woord in mijn vlees en de geest om mij heen,
wees de adem waaruit ik ontsta.
Want o Heer, ik zeg ‘kom’ en Gij komt,
ik zeg ‘kom’ en Gij komt en uw bloed wordt wijn
en uw lichaam brood voor wie honge͜rig zijn
en uw naam wordt een lied in mijn mond.
Tekst: Willem Barnard, bij Matteüs 8, 5-13
Melodie: Jaap Geraedts
Muziekbewerking, audio opname en nabewerking: Frank van Essen
Solozang: Carmen Stoetzer-Melissant
Piano: Jan Willem van Delft
Gitaar: Allard Gosens
Melodica: Sjoerd Visser
Viool: Frank van Essen
---
Toegelicht: Lieve Heer, Gij zegt ‘kom’ en ik kom
(door dr. Oane Reitsma, medewerker Spiritualiteit en Eredienst in de dienstenorganisatie)
‘Kom!’ en ‘ga!’
In Matteüs 8 (parallel Lucas 7) staat een verhaal over een Romeinse hoofdman die naar Jezus toekomt en Hem vraagt zijn knecht te genezen. Maar Jezus hoeft niet helemaal naar zijn huis te komen, zo stelt hij, een enkel woord op afstand zou genoeg zijn. De hoofdman stelt zich bescheiden op en realiseert zich dat hij ook maar een mens is die weliswaar macht heeft over zijn soldaten, maar ook weer onder een hogere autoriteit staat. Het eerste verwoordt hij met de woorden: "Als ik tegen een soldaat zeg: 'Ga!', dan gaat hij, en tegen aan andere 'Kom!', dan komt hij." Precies die uitspraak heeft Willem Barnard als uitgangspunt genomen voor dit lied.
Ons openstellen
In het lied is het echter niet de hoofdman die ‘kom’ en ‘ga’ roept tegen zijn minderen. Hier krijgen deze woorden een spirituele lading doordat de zanger zich onder het geestelijke gezag van Christus stelt die ‘kom’ en ‘ga’ tegen ons zegt. In die zin zingen we het met de Romeinse hoofdman mee die beseft dat zijn (wereldlijke) macht maar beperkt is, maar dat het ware goddelijke gezag bij Jezus ligt. Wij kunnen in de ruimte van dat goddelijke gezag gaan leven als wij ons leven openstellen voor God en Hem vragen ‘het woord in mijn vlees en de geest om mij heen’ te zijn. ‘Woord’, ‘geest’ en ‘adem’ duiden hier op de goddelijke dimensie die de beperktheid van ons wereldlijke zijn (‘vlees’) een overstijgende invulling geeft. Meteen klinken hier allerlei Bijbelse associaties in mee, niet alleen die van dit specifieke verhaal van Jezus, maar ook van God de Schepper die zijn geest in de mens inblaast – schepping en herschepping.
Brood en wijn
In het laatste couplet krijgt de roep ‘Kom!’ een heel specifieke liturgische duiding. Het wordt namelijk in verband gebracht met de aanroep van Gods aanwezigheid in het tafelgebed bij het avondmaal. Daar waar wij God vragen aanwezig te zijn, wordt het bloed van Christus wijn en zijn lichaam brood ‘voor wie hongerig zijn’. Geniaal is hier de omgekeerde transsubstantiatie, voor wie goed leest: brood en wijn worden niet lichaam en bloed, maar omgekeerd. En waar dat gebeurt, wordt Christus’ naam een lied in onze mond, zo zingt de laatste regel. Met andere woorden, waar we ons bewust zijn van deze spirituele dimensie in ons bestaan, betrokken op en aanwezig in deze werkelijkheid - bij de mensen die hongerig zijn, letterlijk of spiritueel - komt de naam van God tot leven, krijgt inhoud.
Als zegenlied
Door het laatste couplet lijkt het lied geschikt te zijn voor de viering van de maaltijd van de Heer. Het kan echter veel ruimer ingezet worden. Zelf heb ik het eens als zegenlied laten zingen, waarbij ik - wellicht tegen de geest van de dichter in - couplet 2 en 3 omdraaide. Dan ontstaat een nieuwe volgorde, waarbij de mensen na woord, brood en wijn worden heengezonden de wereld in: ‘Kom’, ‘kom’ en ‘ga’. Met Gods adem het leven in. De melodie verbeeldt dit komen en gaan met de ritmische motiefjes omhoog en omlaag.
Dit lied klonk in een aflevering van Petrus in het land (23 maart 2024). Kijk hier de aflevering terug.
KRO-NCRV