Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde
subline-curl
Abonneer gratis op Petrus Magazine

Lied: Geen taal bij machte u te meten

Lied 850 uit het Liedboek, gezongen door Pearl Josefzoon

Geen taal bij machte U te meten,
geen woord toereikend om het licht
te schatten van uw eeuwig wezen.
Wie zijn wij voor uw aangezicht?

Wie was erbij toen Gij de zeeën,
de chaos tot bedaren riep?
Waar waren wij toen Gij het leven,
het nijlpaard en de pijlstaart schiep?

Wie zijn wij dat wij zouden weten
de oorsprong van wat leven is,
de tijd door U ons toegemeten,
de toekomst, uw geheimenis?

Hoe zouden wij U kunnen peilen?
Ons meetsnoer is zo klein en broos.
Verborgen blijven uw geheimen,
uw schepping maakt ons sprakeloos.

Geen mens bij machte uit te leggen
wat in uw plan besloten ligt.
Wij hebben het van horen zeggen
en dorsten naar uw onderricht.

Tekst: René van Loenen, bij Job 38-42
Melodie: Willem Vogel – ‘De dag raakt in de nacht vergeten’
© makers
Zang: Pearl Josefzoon
Muziekbewerking, audio opname en nabewerking: Frank van Essen

---

Toegelicht: Geen taal bij machte U te meten

(door dr. Oane Reitsma, medewerker Spiritualiteit en Eredienst bij de dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk)

Groot – en nietig

God is te groot om in woorden gevat te worden – ieder spreken over Hem schiet tekort. Dat is een besef dat de mens bescheiden maakt, het roept een gevoel van nietigheid op. Het is de conclusie van Job aan het eind van het gelijknamige bijbelboek. In dat bijbelboek (Job 38) is het God zelf die het woord neemt en Job voorhoudt dat Hij het was die de aarde grondvestte, haar grenzen vaststelde en haar lengte bemat. En hij vraagt Job: waar was jij toen ik de wereld maakte? In dit lied zijn het de zangers zelf die het in de mond nemen: ‘Wie zijn wij voor uw aangezicht?’ Wij mensen kunnen God redelijkerwijs niet ter verantwoording roepen voor wat ons overkomt.

Nijlpaard en pijlstaart

De beeldspraak aan het einde van het boek Job is zeer rijk. Heel de schepping lijkt langs te
komen: de sterrenbeelden Orion, Pleiaden en Grote Beer; weerkrachten als regen en bliksem; en vele dieren uit de schepping: de ibis, de leeuw, de raaf en de hinde die haar jongen werpt. René van Loenen, dichter van dit lied bij deze tekst (Job 38-42), haalt er in prachtig klinkerrijm de nijlpaard en de pijlstaart uit naar voren. God gaf ze vorm zoals ze zijn, de mens heeft daar geen enkele rol in gehad.

Oorsprong van het leven

Het grootste mysterie op aarde is misschien wel het ontstaan van het leven zelf. Niemand kan
aanwijzen waar en wanneer het exact begint. Noch weten wij de tijd die God ons heeft toegemeten – het uur van onze dood, tegelijkertijd geheimenis van Gods toekomst. Ons meetlint reikt tekort, zo zingt het lied; Gods geheimenis blijft ondanks al onze verworven kennis voor ons verborgen.

Van horen zeggen

De conclusie van het lied is: ‘wij hebben het van horen zeggen’. Wat precies? De schepping vertelt ons van Gods grootheid. Dat is de verborgen taal die ons wél iets vertelt over wie God is, niet door woorden maar door haar schoonheid en grootsheid. Maar bij Job is het de eigen persoonlijke ervaring van de diepste diepte van het leven die hem heeft doen inzien wie God is in relatie tot hemzelf. Als zodanig is deze zin een zinspeling op Jobs verzuchting: ‘ik kende U van horen zeggen, maar nu heb ik U aanschouwd’ (Job 42, 5-6). Deze God is zo eindeloos boeiend en op ons betrokken, dat wij ernaar blijven dorsten te weten wat Hij betekent in ons mensenbestaan.

Stap voor stap toeleven naar Pasen?

Ontvang de online veertigdagentijdkalender elke ochtend in je mailbox

KRO-NCRV

Was deze informatie zinvol?
We hebben uw feedback ontvangen, dankuwel!

Om deze pagina verder te verbeteren zijn wij benieuwd waarom u deze pagina wel of niet zinvol vond. U kunt ons helpen door de onderstaande vragen in te vullen.

Mogen we je contactgegevens voor eventuele verdere vragen? (niet verplicht)