Het jaar is vermoedelijk 381, de datum 6 januari. In de vroege ochtend zingt een groep christenen een bekende psalm: ‘De Heer is mijn herder …’ Na een nachtwake in Bethlehem zijn ze in processie naar Jeruzalem getrokken om de geboorte en epifanie (verschijning) van Jezus te vieren. Egeria, een pelgrim uit Zuid-Europa, schrijft erover in het verslag van haar bedevaartstocht.
Kerstnachtmis
Hoewel paus Julius I in de vierde eeuw de 25e december markeert als geboortedag van Jezus, is het dan nog geen belangrijke feestdag. De sterfdag van Sint-Anastasia, op dezelfde dag, is dat wel. Langzaam maar zeker vloeit de nachtwake voor deze heilige over in een ‘kerstnachtmis’ voorafgaand aan de missen op Jezus’ geboortedag.
In de middeleeuwen wordt de kerstnachtdienst een volksfeest. Vooral armere middeleeuwers voelen zich aangesproken door Jezus’ nederige geboorte. Daarop inspelend krijgt Franciscus van Assisi toestemming van de paus om in 1223 de eerste levende kerststal te maken.
In de ban
Na de Reformatie lijkt de kerstnachtdienst in Nederland een stille dood te sterven. De Dordtse Synode van 1574 doet de viering van Kerst zelfs helemaal in de ban. Calvijn leest het kerstevangelie bewust op de zondag vóór 25 december. Maar onder druk van het volk keert Kerst in 1578 alweer terug in de protestantse liturgie.
Pas halverwege de twintigste eeuw komt ook de kerstnachtdienst terug, misschien door een hernieuwde behoefte aan rituelen, of door invloeden uit het buitenland. Hoe dan ook hoort deze kerkdienst er voor veel mensen weer helemaal bij.