In de preek vertel ik het verhaal van een Eritrese man, in het diepst van de ellende, in een overvol bootje, midden op de Middellandse Zee. Hij hield het alleen uit door tot God te bidden, zijn ogen stijf dichtgeknepen. “Maar sommigen sprongen overboord”, zei hij. “Ze hielden het niet meer uit, zo erg was het.”
De statistieken komen ook langs in de preek: het aantal doden op de vluchtroute via de zee neemt nog steeds toe. En zo ga ik verder, over God en het lijden.
Na de preek keuvelen de meesten gezellig, op weg naar de koffie. Eén iemand blijft zitten. Een jonge Eritrese vrouw. Haar blik is leeg. Ze merkt niet wat er om haar heen gebeurt. Midden in een rij lege stoelen zit ze daar. Roerloos.
Ik kan het raden, ze is weer terug op zee. Ik ga naast haar zitten. Bijna monotoon begint ze te praten. “Het bootje. Zoveel mensen. Niemand kon liggen, we konden nauwelijks bewegen. Het hoofd van mijn vriendin was tegen mijn schouder. Ze was uitgeput en uitgedroogd. Ze stierf tegen mij aan. Ik heb haar lichaam vastgehouden, ik wilde haar niet in zee gooien. Twee dagen heb ik zo gezeten. In Italië heb ik haar aan land gedragen.”
Ze praat verder, eindelijk in staat iets van het trauma te benoemen. Ik kan alleen maar luisteren. Als een vreemd mens in een vreemd land. Toch vertelt ze door. Een klacht tegen de mensheid, een schreeuw naar God.
Het raakt me dat ze dit doet. Soms gaat er van alles mis in de kerk. Maar hier wordt opeens iets anders zichtbaar. De kerk is ook de plek waar je over cultuur- en taalgrenzen heen broeder en zuster bent. Je mag elkaars schreeuw en klacht samen aanhoren en bij God brengen. En daarin zit het begin van hoop en troost.
Zou Petrus zich ook een pionier hebben gevoeld toen hij tijdens zijn zendingsreizen in aanraking kwam met nieuwe mensen en nieuwe culturen? Esther van Schie voelt zich dat in elk geval wel. Ze is predikant voor het landelijk werk onder migranten, zie www.geloofsinburgering.nl. Ook is ze voorganger van een jonge, internationale gemeenschap in Gouda.
Foto: Xander de Rooij