Hoever is de nacht, hoever, hoever,
wachter, hoever is de nacht, de nacht?
De morgen komt, zegt de wachter,
maar nog is het nacht.
Tekst: Huub Oosterhuis
Melodie: Bernard Huijbers
© Gooi en Sticht, Utrecht
Toegelicht: Hoever is de nacht?
(door dr. Oane Reitsma, predikant van de Protestantse Gemeente Enschede)
Wachten op het licht
‘Hoever is de nacht?’ is de vraag die in Jesaja 21, 11-12 aan de wachter van de stad wordt gesteld. Hoelang duurt de nacht nog? Komt de morgen er al aan? ‘Ja’, antwoordt de wachter, ‘de morgen wordt al zichtbaar, maar op dit moment is het nog nacht.’ Doorgaans klinkt deze roep in de liturgie van de paasnacht, wanneer de gemeente op het moment van de opstanding wacht, op het aanbreken van de voorgoed nieuwe morgen. Dít lied is echter in het liedboek ondergebracht onder de categorie ‘adventstijd’. Dat is niet gek, omdat paasnacht en adventstijd een grote parallel kennen: in het donker wordt de komst van het licht afgewacht, in dit geval het Licht der Wereld.
Dubbel
De stadswachter staat hoog op de toren en heeft daardoor een verder uitzicht op de horizon dan de mensen in de straten van de stad zelf. Het antwoord blijft zo dubbel als de ervaring die we vaak in december hebben. We leven toe naar de feestdagen, maar worden tegelijkertijd geconfronteerd met veel duisternis en kou. De parallel met het wereldgebeuren is dan niet ver: het wordt de zoveelste Kerst waar we enerzijds naar uitzien en die anderzijds de zoveelste is zonder ‘vrede op aarde’. En toch blijven we er vol hoop van zingen, in het verlangen en het vertrouwen dat het een keer komt. ‘De morgen komt’, zegt de wachter, ‘maar nog is het nacht.’