weekvangebed.nl
De slaap kwam sneller dan het amen
Aan het einde van mijn studietijd brak de tijd aan van de gemeentestage. Ik ging meelopen met een ervaren predikant en praktijkervaring opdoen in preken en pastoraat. Het jaarthema van de gemeente was ‘bidden’. Een lastig thema voor mij, omdat ik niet zoveel ervaring met bidden had. Van huis uit werd er vooral voor en na het eten een standaardgebed uitgesproken, waarbij bidden en danken meer dan eens door elkaar gehaald werden. Bij de warme maaltijd sprak mijn vader een wat langer gebed uit. Dit gebed had een wonderlijke zinswending, waarbij gevraagd werd of God ons met zijn zegen wilde achtervolgen. In mijn studietijd schoot dat bidden bij het eten erbij in en werd het iets dat ik onregelmatig in bed op de rand van slapen en waken deed, waarbij de slaap altijd sneller kwam dan mijn amen.
Het nut van bidden
Ik had nogal wat vragen over het nut van bidden. Waarom dat gedoe aan het begin en einde van een maaltijd, een dag, een college? En als God toch al wist wat ik nodig had en mijn gedachten kon horen, waarom zou ik dan nog bidden? Dit soort overpeinzingen zorgden ervoor dat het bidden in eigen woorden niet echt op gang kwam. Ik had leren lopen, lezen, schrijven, maar zoiets als een eigen gebedsleven was als een onbereikbare planeet.
Twijfels en ongemak
De oorzaak van mijn twijfels en ongemak bij bidden bleken uiteindelijk niet te gaan om een intellectueel theologisch debat over de zin van bidden en de juiste woorden daarbij. De oorzaak moest ik zoeken in mijn betwijfelde geloof. Ik vroeg mij af: als er gebeden wordt, als ik bid, kan ik er dan op vertrouwen dat er ergens iemand luistert? Staat de hemel op een kier, zodat alle woorden van alle mensen ergens terechtkomen en gehoord worden? Al deze vragen samengevat gingen over mijzelf toevertrouwen aan God. Durf ik dat aan? Waag ik het me over te geven aan Die-Mij-Hoort?
'Eindelijk kan ik zonder aarzelen deze ruimte betreden, uitspreken wat in me leeft, en vertrouwen dat er gehoord wordt'
Bidden in een gemeenschap
Een paar jaar later werd ik dominee en leerde ik bidden door de gemeenteleden. Zij hadden er meer ervaring mee dan ik, dus luisterde ik aandachtig naar wat ze er in het pastoraat over vertelden, overwon mijn twijfels en schroom en begon te bidden. De eerste keer dat ik dat deed en mijn handen vouwde, merkte ik dat mijn handen zo groot voelden alsof de hele wereld erin verborgen zat. Sindsdien gebeurt dat elke keer bij een gebed in een pastoraal gesprek. Ik ervaar dan toestemming om te spreken.
Met eigen woorden
Al doende leerde ik mijn eigen woorden vinden. Toch zocht ik nog steeds naar mijn persoonlijke omgang met de Eeuwige. Een tijdlang bad ik het avondgebed met behulp van een getijdenboek. De psalmen, de oervorm van bidden, hielpen me op weg. De vaste woorden voelden prettig aan, maar ik verlangde naar een eigen toon. Een jonge vriendin en collega reikte mij die ten slotte aan. Zij sprak God aan met ‘jij’. Toen ik haar teksten las en uitsprak, opende zich de ruimte waar ik altijd naar verlangd had, als een soort danszaal voor de ziel. Hier kan alles gezegd worden. Eindelijk kon en kan ik zonder aarzelen deze ruimte betreden, uitspreken wat in me leeft, en vertrouwen dat er gehoord wordt.
Blijf proberen
Voor wie, net als ik eerder, geen weg weet met bidden, wil ik aanmoedigen om te blijven zoeken en uitproberen in woorden, gebaren, met beelden of in muziek, naar wat voor jou de toon is die de ruimte voor je opent, waarin je alles zeggen kunt, en jij erop vertrouwt dat je gehoord wordt.
Onlangs bracht ds. Janneke Nijboer het boek 'Op vleugels van verwondering: Woorden voor als je zelf geen woorden hebt. Gedichten en gebeden voor kerk en thuis' uit. Petrus-auteur Rebecca Schoon las het: