Ik ontmoet Hanneke Ouwerkerk aan het begin van de Stille Week. Aan een grote, rechthoekige tafel in de woonkamer werkt ze aan haar preek voor Witte Donderdag. De voorjaarszon valt uitbundig door de hoge vensters. Exodus 12, in de Hebreeuwse grondtekst, ligt opengeslagen. Dat lees je niet zomaar; heel traag gaat dat, zegt ze. En dat moet ook, vindt Hanneke. Het is precies wat nodig is om in de oude woorden binnen te treden. Ernaast een partituur van de Matthäus Passion, die ook uit de luidsprekers klinkt. Ze heeft doorgebladerd tot het recitatief over Matteüs 26: Jezus in Getsemane.
Hanneke is sinds 2015 als predikant verbonden aan Protestantse Gemeente de Hoeksteen in Schoonhoven, gelegen aan de Lek, precies tussen Utrecht en Rotterdam in. We hadden voorafgaand aan het gesprek wat heen-en-weer gemaild. Er was iets wat ik moest weten. “Twee jaar geleden is onze Maria overleden, heel plotseling, kort voordat zij geboren werd”, schreef ze me. “Het is goed als je dat weet, want het is een grote wending geweest, het heeft alles anders gemaakt.”
We kijken naar buiten, de polder in. Het nieuwe, frisse groen begint er de overhand te krijgen op de weidegronden. “Een boekje waar we ons in herkennen,” zegt ze, “is Uit de tijd vallen. Van David Grossman. Ik ben het na het overlijden van Maria opnieuw gaan lezen. Want ergens is dat zo, denk ik. Dat ik uit de tijd gevallen ben. Dat je het gevoel bekruipt dat je naast het gewone leven loopt. Ik weet eigenlijk ook niet meer hoe dat moet, hoe je daaraan deel moet nemen. Terwijl we ook een doorsnee leven leiden, hoor. Maar toch, er gebeuren steeds weer van die dingen. Je krijgt post van de gemeente, over een grafvergunning, bijvoorbeeld, terwijl je ondertussen iemand z’n hockeykleren aan het aantrekken bent. Soms komt zoiets hard binnen; ben ik dagen van slag. En andere keren denk ik: hè? Is dat van ons?”
Terwijl het leven doorgaat, denk ik daar steeds aan: hoe kun je nou leven met de dood? Dat kan toch helemaal niet?
Uit elkaar getrokken
“Ik had altijd een duidelijk beeld van mezelf: wie ik ben, hoe ik verbonden ben, wat ik doe, wat mijn roeping was. Maar dat is heel erg uit elkaar getrokken. Dat vind ik zo overweldigend aan rouwen, het enorm verscheurde ervan. Dat er nooit meer compleetheid, dat er nooit meer heelheid zal zijn. Dat was er ook nooit, dat weet ik wel, maar nu ervaar ik dat fundamenteel. En vaak vraag ik me af hoe ik daar nou mee moet leven. Terwijl het leven doorgaat, denk ik daar steeds aan: hoe kun je nou leven met de dood? Dat kan toch helemaal niet?”
“Ik las altijd al graag de poëzie van Hester Knibbe, en die is me na het overlijden van Maria weer op een andere manier gaan raken.”
Ik zit in de kilte van steen.
Wit zijn de muren bedoeld, maar ze
breken; andere levens krioelen
erover, erdoorheen.
Op mijn schoot je marmeren lichaam.
Houd je ogen niet zo gesloten
wil ik je vragen, lach naar je moeder
sta op, wees wat lichter.
Nee.
Altijd zal ik je dragen.
Het glazen huis
Hanneke is “min of meer in de kerk geboren”, vertelt ze. “Ik ben de vierde uit een gezin van zeven. Mijn vader was predikant in de Gereformeerde Bond en ik heb me altijd erg thuis gevoeld in de kerk. Ons leven was er helemaal mee verweven.” Maar thuis als ze was in de kerk, erbuiten voelde ze zich vaak een vreemdeling. “Ik woonde op een eiland, in een glazen huis. Allerlei dingen mocht ik niet. Niet dat ik dat nou zo erg vond, maar het maakt het wel moeilijk om het gewone leven te leren kennen; om een beetje wereldwijs te worden. Ik werd beschermd; nadenken was niet nodig, want alle dingen die je weten moet, die waren al bekend.”
Ze verbleef graag in de wereld van boeken. “Met hun liefde voor taal, voor teksten, hebben mijn ouders die liefde bij mij ook aangewakkerd.” Lezen werd een tweede natuur, daarin vond ze haar verstrooiing. “Thea Beckman, Jan Terlouw, de Arendsoog-boeken. Ik heb ze verslonden. Ik kon, en kan nog steeds, leven in de verhalen van anderen. En dan ’s zondags twee keer naar de kerk. Een veilig, christelijk leven.”
Ik kon, en kan nog steeds, leven in de verhalen van anderen
Maar op een dag brak het allemaal in stukken. Rond de tijd dat ze ging studeren, werd haar vader wegens ambtsmisbruik uit het ambt gezet. “En het huwelijk van mijn ouders ging kapot. Het was een rampzalige tijd, die veel verdriet gaf, en waarover het gesprek nog altijd gaande is.
Weet je, ik was met van die heldere beelden, van die heel duidelijke morele kaders opgevoed. En als het dan op zo’n manier breekt, dan geeft dat totale verwarring. Op het rigide af had ik meegekregen hoe je hoort te leven en hoe je hoort te denken. Ik begrijp daar, juist nu ik predikant ben, sowieso steeds minder van. Als je met zo veel verschillende mensen optrekt, en al die verhalen hoort, en al die wegen ziet die mensen gaan, waarmee ze bij God uitkomen, of juist niet, dan merk je toch dat dat strikte, dat heel duidelijke, helemaal niet bestaat?”
Maar Hanneke merkt zo nu en dan toch ook dat ze die heldere lijnen, die normatieve manier van denken, ook zomaar bij zichzelf kan aantreffen. “In de veertigdagentijd sprak ik met mezelf af: geen alcohol en geen zoetigheid. Maar toen ging ik me afvragen: waarom? Waarom vraag ik dat nu van mezelf? Terwijl ik mijn handen vol heb? Terwijl ik aan het rouwen ben? Waarom ga ik dan van mezelf vragen om ook dat juk nog op te leggen? Naar, vind ik dat. Want er zit een idee achter dat het voor God nooit genoeg is. Dat het altijd beter moet.”
Heb je geloofstwijfels gekregen, toen je ouders uit elkaar gingen, toen er zo’n breuk ontstond? Dat je dacht: wat is er eigenlijk van waar, van dat hele geloof?
“Helemaal nooit. Het is wel een grote kanteling geweest. Want ik merkte dat er ruimte kwam, ruimte om mijn eigen wegen te zoeken. Naast het verdriet, want ik heb het als een enorm verlies ervaren, en dat ervaar ik nog steeds zo. Dat ik geen ouderlijk huis heb, dat ik niet naar beide ouders kan gaan, dat ik ze apart moet informeren. Maar daarnaast heeft het mij dus ook heel veel vrijheid gebracht. Vrijheid die denk ik ook nodig was om te leren leven. Mij te verhouden tot mijzelf, tot mijn omgeving, tot de Schriften en tot God. Ik volgde in die periode de master Living Reformed Theology, en ik liep daar zo door de gangen, toen ineens het besef kwam: ik kan dominee worden! En met dat besef ontdekte ik dat ik daar eigenlijk altijd al naar verlangd heb, zelfs als kind al. Maar pas toen mijn ouders uit elkaar gingen, vond ik de ruimte om die roeping te verstaan. En toen heb ik er ook nooit meer mee gezeten of zoiets wel mocht, of dat wel kon voor een vrouw. Terwijl ik het een halfjaar eerder absoluut schokkend zou hebben gevonden.”
Net als de liturgie vormen de Schriften een eigen werkelijkheid, waarin ik God tegenkom, waarin ik aangesproken word
Ben je blij dat je predikant geworden bent?
“Het is mijn grootste vreugde, maar het is ook een last. Het kan een grote zwaarte geven, maar als ik begin, op maandag, met het lezen van de tekst, dan merk ik dat ik het kan volhouden. De Schriften zijn zo levend voor me. Het is een bron, waaruit iets opwelt. Net als de liturgie vormen ze een eigen werkelijkheid, waarin ik God tegenkom, waarin ik aangesproken word. Waarin ik kan verblijven.
Ik lees altijd eerst de Naardense vertaling, waarin alles in de tegenwoordige tijd staat opgeschreven, en vervolgens de grondtekst. Het is een huis, met veel kamers, waarin ik ook met de gemeente kan vertoeven. Dat is voor mij openbaring. En op zondag gebeurt er dan ook echt iets. Ik vind dat zo’n mysterie, en ik merk dat het voor mij zo van levensbelang is. Hoe zou je anders leven? Als dat er niet is? Dan ga je toch dood?, denk ik dan.”
Het is even stil. Alleen de Matthäus klinkt nog, zachtjes in de hoek. “Toen de dood zelf in ons leven kwam,” zegt ze dan, “toen merkte ik ook dat er in jezelf eigenlijk heel weinig te vinden is. Ik ontdekte toen dat het echt van de andere kant moet komen.”
Is de manier waarop je je tot God verhoudt veranderd, door het overlijden van Maria?
“Ik heb veel aan Job gehad. Hoe hij tegen God tekeergaat, zo voel ik dat niet, en dat zou ik ook niet durven. Maar ik dacht wel: dat kan dus. En dat hielp mij om iets te openen. Namelijk dat er in God zo ontzettend veel verborgenheid, en zo veel ondoorgrondelijkheid zit. Waar Job me ook bij geholpen heeft, is om mijn eigen bitterheid toe te laten. Want dat zit er veel, bij mij. Door het rouwen, door het verlies. Maar ik had het gevoel dat ik dat niet toe mocht laten, en ik heb mezelf erom veroordeeld, omdat het er toch was. Alsof ik op een specifieke manier moest rouwen, want je leest toch heel vaak dat mensen zeggen: ik heb God juist in de nood als zo nabij ervaren. Nou, dat had ik dus helemaal niet. En bij Job zie ik dat ook niet, bij hem lees ik het zoeken. Waar is God nou? Er is contact, ja, maar er is ook verwarring, en woede.”
“Toen ik ontdekte dat het lijden mag bestaan, ook op die manier, kwam er ook ruimte voor troost. Bijvoorbeeld vanuit dit gedeelte, uit de Matthäus Passion, als Jezus bidt in Getsemane.” Ze pakt de partituur erbij. “Meine Seele ist betrübt bis an den Tod. Dat is een beeld dat mij getroost heeft, terwijl we er in de kerk soms heel snel aan voorbijgaan. Alsof dat lijden van Jezus niet echt lijden geweest zou zijn, omdat de uitkomst toch goed was, of zo. Nee dus, je mag bedroefd zijn, tot de dood aan toe bedroefd zijn. En ik denk dat ik die ruimte mezelf heb moeten geven.”
Je mag bedroefd zijn, tot de dood aan toe bedroefd zijn
Heb je het idee dat je beter bent gaan begrijpen wie God is?
“Juist niet, denk ik. Voor mij zit er toch ook wel een heel stuk verborgenheid in God. Maar het lijden en de dood van Jezus, de godverlatenheid, ik denk dat ik daar wel meer van ben gaan begrijpen. Als ik aan God denk, dan denk ik: Hij weet wat het is om een kind te verliezen. Al het lijden ligt in God. In Jezus, maar dus ook in God. Dus het is niet zozeer een beter begrijpen, maar eerder iets wat erbij is gekomen in mijn denken. Het besef dat het lijden in God gebeurt. Dat God van God verlaten werd, dat dus ergens in Jezus die godverlatenheid plaatsvindt. Dat gaat voorbij het begrijpen, voorbij het snappen en voorbij het uit kunnen tekenen. En voorbij die heldere begrippen ook, waar ik in grootgebracht ben.”
“Ik ben een groot liefhebber van de Amerikaanse schrijver Marilynne Robinson. Mijn man las mij voor uit Lila, op de dag dat Maria geboren werd. Er staat een stukje in waar ik vaak aan moet denken. Lila is daar in gesprek met een dominee. ‘Ik vraag me de laatste tijd af waarom de dingen gebeuren zoals ze gebeuren‘, zegt Lila. De dominee antwoordt, even later: ‘Volgens mij vraag je me dit omdat je erge dingen zijn overkomen. De dingen waarover je het niet wilt hebben. Als je me erover wilde vertellen, zou ik waarschijnlijk niet veel meer kunnen zeggen dan dat het leven een groot mysterie is en dat uiteindelijk alleen de genade Gods uitsluitsel kan bieden. En de genade Gods is eveneens een groot raadsel.’ Hij zei: ‘Je hoort vast dat ik deze woorden al heel vaak uitgesproken heb, maar ze zijn wel waar, volgens mij.’
Dus ben ik God beter gaan begrijpen? Misschien ben ik dat wel beter gaan begrijpen.”
Dat het een mysterie is?
“Dat het leven een groot mysterie is. Vroeger was het allemaal klip en klaar. Jezus wist dat Hij moest lijden, Hij wist dat Hij moest sterven, Hij wist waarom Hij het allemaal deed. Maar ik denk er zo niet meer over; het is iets wat in de verborgenheid van God ligt. Alsof dat te begrijpen valt! Alsof het te begrijpen valt waarom het zo moest gaan! De Stille Week, Goede Vrijdag, Pasen, dat is een raadsel. Een raadsel dat in God ligt, dat aan de taal voorbijgaat.
Ik heb de beweging leren maken van zekerheid, ervaren, weten en stelligheid naar liturgie”, zegt ze. “Als een taalveld waarbinnen je hierover kunt spreken, kunt zwijgen, of kunt zingen.”
Maar wat leven is, wat de dood is, dat ligt in God. En God weet dat. En dat is iets wat mij troost geeft
Waarin je kunt invoegen…
“Ja, en wat je zingt, en wat je zegt, dat heeft ook iets van een belijdenis, denk ik vaak, die voorbijgaat aan het begrijpen. Er zijn veel dingen die je uit kunt leggen, er zijn vragen waar antwoorden op zijn. Maar wat leven is, wat de dood is, dat ligt in God. En God weet dat. En dat is iets wat mij troost geeft. En dat is ook waarom ik zo graag avondmaal vier. Dat is voor mij het meest wezenlijke wat er is, het is omgeven met taal, maar ook met het zintuigelijke…”
Dan kom je het dichtst bij God?
“Ja.”
Komt het dan allemaal bij elkaar?
“Ja. Dat denk ik wel. Op de avond voordat Maria begraven werd, hebben we ook avondmaal gevierd, hier bij ons thuis. Ik was natuurlijk net bevallen, het was net veertigdagentijd, toen ook. Een collega-predikant kwam, een diaken, en we vierden samen het avondmaal. We hadden net het mandje gesloten… En… en dan kun je haar nooit meer zien. Maar we hebben avondmaal gevierd en het mandje stond daar. En, ja, het was dus niet zo dat ik toen voelde dat God er is, maar dat is wel wat er dan gebeurt.”
“Ik merk steeds meer hoe het hele leven in de Schriften meekomt. En daarvan vraag ik me af: heb ik dat nou altijd over het hoofd gezien? Het rauwe, het bittere? Terwijl er natuurlijk ook verrijzenis gebeurt, maar het is wel Jezus die verrijst. Johannes 20, dat we bij het graf hebben gelezen, vertelt over de dag van de opstanding. En als je goed kijkt, dan zie je dat er ook op die dag nog zo veel verdriet is. En dat is wat ik zelf ook zo voel. Die opstanding is echt iets van Jezus; dat is iets wat aan ons gebeurt, wat aan ons gegeven wordt, maar weet je, Jezus is dan ook al echt aan de andere kant. Hij is ons voorgegaan. Het is iets wat we in de doop al hebben ontvangen, maar het is ook iets wat nog ten volle moet komen.
Wij zijn hier thuis nogal verslingerd aan de Narnia-trilogie van C.S. Lewis; en daarin zie je dat ook gebeuren. Aslan komt terug, maar alles is nog dood en bevroren; alles staat nog uit. Zoals Maria nog huilt, terwijl de opgestane Jezus rondloopt in de tuin. Ik heb er heel veel behoefte aan dat we daar niet aan voorbij rennen, dat we daarbij stilstaan, dat het verhaal niet wordt afgemaakt.”
En het gemis is er. Maar ik kan toch ook weer genieten. Dat gemengde, dat hoort bij ons leven, dat gaat niet meer weg
Het gemengde
“Eerder wist ik niet of er weer licht zou komen, in ons leven. Maar gaandeweg merk je dat het komt. O ja, denk je dan, zo gaat dit. Hier leef ik mee. Hier leven wij mee. En zoals dat gaat, zo gaat dat. Er komen altijd weer momenten dat de afgrond zich opent, maar daar schrik ik niet meer zo van. Want ik weet ook dat er andere momenten komen. Verrijzenismomenten. Vorig jaar is Olivia geboren. De vreugde die dat gaf, is ongekend. Het is verwarrend, dat ook, want heel vaak als ik haar zie, moet ik aan Maria denken. En het gemis is er, als ik haar knuffel. Maar ik kan toch ook weer genieten. Dat gemengde, dat hoort bij ons leven, dat gaat niet meer weg.”
Ds. Hanneke Ouwerkerk (1983) studeerde theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Na haar studie werd ze in 2009 predikant in Rijnsaterwoude, dat ze in 2015 verruilde voor de Protestantse Gemeente de Hoeksteen in Schoonhoven en Willige Langerak. Ze is getrouwd met Mark en samen hebben ze vijf kinderen. Ds. Ouwerkerk was onlangs te zien in Petrus in het land. Kijk hier haar overdenking terug:
In De Nieuwe Koers is veel ruimte voor artikelen en achtergronden die direct of indirect ingaan op de plek en de betekenis van godsdienst en geloof in de samenleving. Vanuit overtuiging en ontspanning gaat De Nieuwe Koers daarbij de dialoog aan met de cultuur. De redactie moet het niet hebben van het snelle nieuws en de waan van de dag, maar zoekt altijd naar de onderliggende grondstromen die de actualiteit bepalen. Wil je voordelig kennismaken met dit magazine? Ga naar www.denieuwekoers.nl/acties en lees de eerste vier nummers voor 9 euro!
Tekst: Felix de Fijter | Beeld: Unsplash (kop)/ Carel Schutte