Een paar jaar na de Afscheiding in 1834 zorgt Lambertus Gerardus Cornelis Ledeboer in 1840 voor opschudding in de Nederlandse Hervormde Kerk. De predikant in Benthuizen, afkomstig uit een Rotterdamse familie van textielfabrikanten en dominees, laat in zijn preken duidelijk weten het niet eens te zijn met de nog relatief nieuwe kerkorde en liedbundel.
Smijten met bundels
Op zondagochtend 8 november 1840 komt dit tot een climax. Tijdens de preek wordt de – toch al driftige – voorganger kwaad en smijt de (in 1807 ingevoerde) liedbundel Evangelische Gezangen en de reglementenbundel van de kerkorde de kansel af. Een vrouwelijk gemeentelid wil de boekjes oprapen, maar wordt door Ledeboer tegengehouden. Na de kerkdienst raapt de voorganger de bundels op en spoedt zich, met de gemeente achter zich aan, naar de tuin van zijn huis. Hier begraaft hij de twee bundels. Als het gat is dichtgegooid, heft hij Psalm 68 aan, de gemeente valt in: ‘De Heer zal opstaan tot de strijd.’
Geen nieuwe kerk
Diezelfde week nog wordt Ledeboer geschorst, vanaf dan preekt hij vanuit zijn woning. Zo’n driehonderd gemeenteleden haken wekelijks aan. Hij wordt in 1841 uit zijn ambt gezet, omdat hij zijn schorsing heeft genegeerd en gewoon doorgaat met preken. Ondertussen heeft Hendrik de Cock al contact met hem gezocht, zou Ledeboer zich niet aan willen sluiten bij de Afscheiding?
Uiteindelijk komt het niet tot een samenwerking. Een deel van de afgescheidenen wil namelijk zelf een nieuwe kerk vormen, met ‘afgescheiden’ in de naam, en goedgekeurd door de overheid. Ledeboer is er juist van overtuigd dat de Nederlandse Hervormde Kerk zélf is afgescheiden en moet terugkeren naar de ware leer.
Achter de tralies
Ledeboer blijft preken, ondanks steeds hogere geldboetes die hem worden opgelegd. Zijn familie betaalt ze zonder morren. Tot zwaar geschut wordt ingezet: iedere zondag dat Ledeboer preekt wordt proces-verbaal opgemaakt. De dwangsommen lopen nu zo hoog op, dat de familie weigert te betalen.
De dominee zelf vindt de boetes onwettig, dus hij betaalt ze niet. Hierop wordt hij gevangengenomen. Tussen 1843 en 1845 zit hij bij elkaar zo’n twee jaar vast in de Leidse gevangenis Gravensteen.
Vurige preken
Dit remt hem niet af. Met een vurigheid die op ontzag kan rekenen, trekt hij na zijn vrijlating rond en preekt hij door het hele land. Volgens een van zijn biografen gaat er “een niet te beschrijven kracht uit van dat matte en bleeke gelaat; een aantrekkelijk licht straalde uit het bijna gesloten en dikwerf dwalende oog.”
Er ontstaan verschillende Ledeboeriaanse gemeenten, vooral in Zeeland. Qua organisatie zijn deze gemeenschappen niet aan elkaar verbonden, daar houdt Ledeboer zich nauwelijks mee bezig, een nieuw kerkgenootschap wil hij immers niet.
Gereformeerde Gemeenten
Als hij in 1863 overlijdt, valt de Ledeboeriaanse gemeenschap uiteen in twee groepen: de Dijkianen (vernoemd naar dominee Pieter van Dijke) en de Bakkerianen (naar dominee Daniël Bakker). Die laatste groep blijft tot 1945 bestaan als zelfstandige groep.
Een groot deel van de Dijkianen vormt samen met de Gereformeerde Kerken onder het Kruis in 1907 een nieuw kerkgenootschap: de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord-Amerika (onder behoudende protestanten nog steeds afgekort als ‘GerGem’). Dit op initiatief van ds. G.H. Kersten, een Kruisdominee.
Oud-Gereformeerde Gemeenten
Een klein deel van de Dijkianen gaat bewust niet mee met die fusie. Zij hebben ernstige problemen met de theologische opleiding die Kersten wil oprichten. Ook willen ze de psalmberijming van 1773 niet horen in de kerk. In plaats daarvan moeten volgens hen de psalmen in de zestiende-eeuwse berijming van Petrus Datheen gezongen worden. Predikanten moeten bovendien het predikantengewaad met kuitbroek, bef en steek dragen dat ook de Ledeboerianen dragen. Maar het belangrijkste bezwaar van deze kleine groep Dijkianen is dat ze geen nieuw kerkgenootschap willen oprichten. Ze wachten liever op het moment dat de vaderlandse kerk weer terugkeert van haar dwalingen. Uiteindelijk vormen ze datzelfde jaar toch een kerkgemeenschap: de Oud-Gereformeerde Gemeenten.
Gereformeerde Gemeenten in Nederland
Halverwege de twintigste eeuw woedt binnen de Gereformeerde Gemeenten een discussie over het ‘aanbod van genade’. Voor wie biedt God de genade nu eigenlijk aan – voor iedereen die ‘onder het Woord leeft’ (dus wie bekend is met wat er in de Bijbel staat) of alleen voor degenen die er ook van doordrongen zijn dat ze zondaren zijn?
Op een synode in 1953 wordt Cornelis Steenblok, predikant en daarnaast docent aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten, ontheven uit zijn functie vanwege zijn uitspraken hierover.
Een aantal medestanders komen buiten het kerkverband te staan en vormen een nieuw kerkgenootschap: de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
Eigen zuil
Rondom de bevindelijke kerken (Gereformeerde Gemeenten, Oud-Gereformeerde Gemeenten, Gereformeerde Gemeenten in Nederland) en een deel van de ‘bonders’ binnen de hervormde kerk ontstaat ook een eigen, reformatorische zuil.
Zij zijn erg gehecht aan hun eigen krant (Reformatorisch Dagblad), politieke partij (SGP), reformatorische scholen en diverse maatschappelijke organisaties ‘op gereformeerde grondslag’.
Lees meer over dit soort protestantse onderwerpen in de Canon van het Nederlandse protestantisme. Je kunt het boek hier bestellen.
Kerkgangers op weg naar een dienst van de Gereformeerde Gemeente in Nederland in Opheusden. Foto Luuk van der Lee/ANP