Het blijft uiterst genoeglijk om migrantenpastor te zijn. Je leven is gewoon nooit saai. Denk je dat je een keer een gewone dienst gaat doen, word je direct bij binnenkomst al betrokken bij het gezelschap dat zich verkneukelt rond het grote geheim.
Glunderend komt de man naast mij staan: “Ik heb mijn vriend meegenomen.” “Dat is leuk, welkom!”, zeg ik. De man heeft een uitgebreide vriendenkring van niet-christenen die hij bij tijd en wijle meesleept op zondag. Vaak ontstaan er mooie gesprekken.
Maar dit bezoek blijkt geen zuiver religieuze redenen te hebben. “Hij is nog niet getrouwd, en zij ook niet”, gaat de man verder. Met pretoogjes wordt de beoogde kandidate aangeduid.
Met pretoogjes wordt de beoogde kandidate aangeduid
“O, wil zij het ook dan?”, vraag ik, onnozel mens. “Dat weten we nog niet, maar we hebben het met de familie alvast geregeld. Ze vinden het goed.” Verbluft staar ik hem aan. De vrouw is in de dertig en lijkt me uitstekend in staat zelf haar beslissingen te nemen. “Kunnen ze elkaar eigenlijk wel verstaan?”, begin ik te sputteren. Maar dat ze allebei een andere taal spreken, blijkt er niet toe te doen. In de keuken, bij het koffiezetten, worden de onderhandelingen tussen beide families verder afgemaakt, registreer ik met een half oog.
Ik begin me lichtelijk zorgen te maken. Moet ik hier als dominee ook nog wat van vinden? En wat moet ik dan doen? Maar het is niet nodig. De beoogde schone heeft ondertussen lont geroken. Ze gaat met haar neus in de lucht aan de andere kant van de zaal zitten. De non-verbale communicatie is meer dan duidelijk. Geen tolk nodig. Het laat niets te wensen over. Zij doet er niet aan mee.
Het wordt afgeblazen. Geen deal deze keer. De geanimeerde gesprekken in de keuken zakken in. Tevreden gluur ik nog even naar de zelfbewuste dame. Alle begrip. Hoewel het wel spijtig is dat we de trouwlustige vriend nooit meer terug hebben gezien.