Hij hing op straat rond. Ik had geen idee
wat hij daar deed. Beleefd vroeg ik hem mee
en bij het eten kwam hij langzaam los
en nam hij ook het woord. Dat hebben we geweten.
Vooral bij een paar glazen mooie wijn:
toen hij een aantal diepe dingen zei
vielen alle gesprekken op hun plaats
en zagen we de dwarsverbanden. Eindelijk.
Ik wilde iets terugdoen en ik had een jas
die ik niet nodig had en die hem iets te groot was,
maar ik heb aangedrongen en hij was zo vriendelijk
om net te doen alsof het ding hem paste.
En het werd laat. Ik zei, blijf hier logeren,
en neem de tijd met ons. We kijken morgen weer
met nieuwe ogen naar alle verhalen:
er valt nog zoveel van elkaar te leren
Hij had het zwaar. Wat stuk was, greep hem aan:
hij is er vrijwel helemaal aan onderdoor gegaan,
geen ziekte is hem onbekend gebleven
maar wat wij voor hem konden doen, dat is gedaan.
Zijn hart was vast te groot, want de regering,
het geld, de macht en andere groeperingen
hebben hem opgepakt en ergens opgesloten
waar wij dan weer geschrokken op bezoek gingen.
En toen we later weer iets van hem hoorden
toen bleek hij afgevoerd, gemarteld en vermoord;
wat konden wij nog doen? We zijn het lijk gaan halen
en hebben hem begraven. Daar zijn vrienden voor.
En later kwam er een bericht, via de tuinman, dacht ik:
dat iemand zei, doe dit voor iedereen - doe het voor mij.
Menno van der Beek
Dit gedicht komt uit de veertigdagentijdkalender 2021. Meer lezen? Ga naar petrus.protestantsekerk.nl/veertigdagentijd.