Welke woorden komen er bij jou op als je denkt aan het koninkrijk van God? Vrede en gerechtigheid? Een hoopvolle toekomst? Omzien naar de ander in het hier en nu? Of zegt de term je eigenlijk maar weinig?
Naar aanleiding van het nieuwe jaarthema – ‘Als nieuw! Leven in het licht van Gods koninkrijk’ – deed de Protestantse Kerk onlangs een onderzoek onder ruim 1100 leden, waarin precies deze vraag werd gesteld. Dat leidde tot heel verschillende antwoorden. Sommige mensen associëren het ‘koninkrijk’ vooral met een werkelijkheid die nog moet komen. “Een mooie toekomst, voorbij ons eigen leven”, in de woorden van Gerbert van Loenen (Amsterdam). Of zoals Theo Post (Hoevelaken) het beschrijft: “Een wereld die we mogelijk eens zullen kennen, waarin geen kwaad of narigheid meer voorkomt. Iets in de geest van het paradijs.”
Anderen ervaren Gods koninkrijk al heel concreet in het hier en nu. Eliora Klijnsmit (Rotterdam) associeert het koninkrijk met “plekken in het leven waar God de ruimte krijgt en waar je verrast wordt door zijn creativiteit”. En Janny Hekman (Beekbergen) schrijft: “Ik geloof dat het koninkrijk van God nu al onder ons aanwezig is, op plekken waar goed en recht wordt gedaan, waar vrede wordt gezocht en mensen liefdevol en ondersteunend omzien naar een ander.” “Een koning zonder ‘onderdanen’ stelt niets voor”, voegt Froukje Blaauw (Purmerend) daar nog aan toe. “Wij moeten het koninkrijk zelf waarmaken.”
God is koning
Wat valt er over het koninkrijk van God te zeggen, als de term zulke verschillende associaties oproept? Het is een “heel gelaagd begrip”, erkent scriba ds. René de Reuver onmiddellijk. Hij was betrokken bij de totstandkoming van het nieuwe jaarthema. “Wat mij helpt: als we het hebben over het koninkrijk van God, gaat het over het koningschap van God. Hij is degene die het voor het zeggen heeft. Het koninkrijk is dan de ruimte waarin je mag leven, onder de heerschappij van God. Waar God koning is, daar komen God, mensen en de hele schepping tot hun recht. Daar komt de hemel op aarde.”
Hoewel Gods nieuwe hemel en aarde nog werkelijkheid moeten worden, is het koninkrijk niet alleen iets van ‘straks’, benadrukt hij. “Jezus zegt in de evangeliën: het koninkrijk is nabij (Marcus 1:15), het is in uw midden (Lucas 17:21, Naardense vertaling). Dat heeft alles met Jezus zelf te maken: Hij is God in eigen persoon, in Hem is de werkelijkheid van God onder ons. Dat was niet alleen zo toen Jezus hier op aarde was maar dat is nog steeds zo, omdat zijn Geest bij ons is. Als we bidden en zingen, erkennen we Gods koningschap en kunnen we iets ‘proeven’ van het koninkrijk. En als we omzien naar een ander, ons inzetten voor vrede en gerechtigheid, volgen we de grondwet van Gods koninkrijk: God liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf.”
'We hebben het perspectief van het koninkrijk ontzettend hard nodig'
Medearbeiders van God?
Je zou dus kunnen zeggen dat het koninkrijk er al is én nog volledig moet doorbreken. Kunnen wij een handje helpen bij die doorbraak, of ligt dit helemaal in Gods handen? Martin Luther King was van het eerste overtuigd, beschrijft Evert Leeflang in zijn boek God verwachten. King betoogde dat afwachten niet het soort verwachten is dat past bij het koninkrijk van God. Gelijke rechten voor witte en zwarte mensen zouden niet vanzelf komen, maar pas wanneer mensen bereid zijn ‘medearbeiders van God te zijn’. Daarom bleef hij zich – ondanks heftige weerstand – zijn hele leven met geweldloze acties inzetten voor de burgerrechtenbeweging.
In die levenshouding schuilt wel een risico, waarschuwt De Reuver. “Een valkuil is dat we denken: als wij als christenen maar van goede wil zijn, gaan wij het koninkrijk stichten – wij weten wel hoe het moet. ‘God wil het zo.’ Maar het risico is dat je dan je eigen ideologie najaagt, waar anderen voor moeten zwichten. Daar komt alleen maar oorlog van – kijk maar naar de kruistochten.”
'Als we omzien naar de ander volgen we de grondwet van Gods koninkrijk'
Ieder een eigen kleur
Hoe vind je dan de juiste balans tussen je actief inzetten en passief afwachten wat God gaat doen? Volgens De Reuver ligt een belangrijke sleutel in het Onze Vader. “In dat gebed bidden we: ‘Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, in de hemel zoals op aarde.’ Daarmee bidden we eigenlijk: laat het goede dat U wilt, uw koningschap, zijn beslag krijgen in ons leven, in onze samenleving, op deze aarde. We spreken hiermee uit dat het koninkrijk niet iets van onszelf is, maar van God. Tegelijkertijd schakelt dit gebed onszelf helemaal in.”
Evert Leeflang benadrukt dat er niet één juiste manier van doen is. In God verwachten onderscheidt hij vier ‘typen’ gelovigen (zie kader) die ieder op hun eigen manier God verwachten. Zijn conclusie: elke kleur heeft zijn eigen sterkten én zwakten. Hij schrijft: “De meesten van ons zijn van nature sterk in één bepaalde manier van omgaan met dit spanningsveld of hebben daarin een bepaalde manier van verwachten aangeleerd gekregen. Om ons heen kijken loont daarom. Alleen ‘samen met alle heiligen’ (Efeziërs 3:18) komen de lengte, breedte, hoogte en diepte van de christelijke toekomstverwachting goed in beeld. Ieder brengt zijn eigen kleur in.”
'Het koninkrijk is onder ons: in een bloem die opbloeit, in een lied dat je optilt'
Breed verlangen
In de resultaten van het recente onderzoek komen die verschillende ‘typen’ duidelijk terug. Maar ondanks de verschillen zijn er ook veel overeenkomsten zichtbaar. Een ruime meerderheid van 82% geeft aan vol verwachting uit te kijken naar het koninkrijk. En 85% voelt zich gerustgesteld door de wetenschap dat het koninkrijk komt. Uit de resultaten spreekt een breed verlangen naar het volledig doorbreken van Gods koninkrijk. Een verlangen dat De Reuver maar al te goed herkent. “Ik denk vaak: wat hebben we het perspectief van het koninkrijk ontzettend hard nodig. Ook als alles in je zegt: het wordt helemaal niks, mag je vasthouden aan het hemelse perspectief, de belofte van Gods koninkrijk. Dat bewaart je voor cynisme en helpt je om het vol te houden. Het voedt de hoop.”
Tegelijkertijd kunnen we ons optrekken aan het licht van het koninkrijk dat nu al over het leven valt, vervolgt hij. “In Jezus’ woorden hoor ik de oproep om open te staan voor Gods koninkrijk dat onder ons is. In een bloem die opbloeit op een rotsbodem, in een bijzonder moment dat je met iemand deelt, in een lied dat je zingt en dat je even optilt. In mensen die de kracht vinden om weer op te staan.” Zoals Lied 978 bezingt:
Laat dan mijn hart U toebehoren
en laat mij door de wereld gaan
met open ogen, open oren
om al uw tekens te verstaan.
Dan is het aardse leven goed,
omdat de hemel mij begroet.
Luister Lied 978 hier: