Ook na de oprichting van de Confessionele Vereniging blijft een orthodoxe groep gelovigen kritisch op de leervrijheid en de vrijzinnige koers van de Nederlandse Hervormde Kerk. Moet je de kerkgemeenschap nu van binnenuit veranderen of toch niet?
De Afscheiding
Bij de Afscheiding in 1834 vertrok een deel van de gelovigen uit de volkskerk. Ze waren het niet eens met de kerkorde die Willem I in 1816 had ingesteld en met het verplicht zingen uit de Evangelische Gezangen-bundel. Door het reglement van 1816 was het kerkbestuur te hiërarchisch georganiseerd, vonden zij. Ook moest er in hun ogen op de universiteiten en vanaf de kansel minder vrijzinnig worden omgesprongen met God en gebod. De Dordtse Kerkorde moest terugkeren, net als de nadruk op de belijdenis.
Hendrik de Cock speelde een belangrijke rol tijdens de Afscheiding. De afgescheidenen werden vervolgd, maar stichtten desondanks bloeiende gemeenten. Die vormden in 1869 samen de Christelijk Gereformeerde Kerk.
Grote onvrede
Ruim vijftig jaar later is die kritiek op de Nederlandse Hervormde Kerk weinig veranderd. Veel orthodoxe gelovigen zijn lid gebleven van de volkskerk om haar ‘terug te brengen in het spoor der Vaderen’. Jarenlang is er gestreden om de Drie Formulieren van Enigheid (Heidelbergse Catechismus, Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels) weer centraal te stellen, maar velen vinden dat dat niet is gelukt.
De onvrede is inmiddels zo groot, dat een nieuwe scheuring dreigt. Naast het (volgens hen) vrijzinnige klimaat dat heerst in de kerk, is er door het reglement dat Willem I heeft ingevoerd, weinig autonomie voor plaatselijke kerkgemeenschappen. Zij mogen bijvoorbeeld hun eigen kerkelijke goederen niet beheren.
Kopstuk Kuyper
De grote onvrede en het verlangen naar verandering leidt in 1886 tot de Doleantie. Waar bij de Afscheiding in 1834 ‘slechts’ 1 procent van de gelovigen de moederkerk verlaat, sluit zo’n 10 procent zich uiteindelijk aan bij de Doleantie (1886) en verlaat de kerk. Wat drijft deze ‘dolerenden’ precies?
Een van de kopstukken van de ‘dolerenden’ (klagenden/smart hebbenden) is Abraham Kuyper. Hij is staatsman, journalist en predikant. Hij komt op voor gereformeerde beginselen. Hij is oprichter en hoofdredacteur van het antirevolutionaire en gereformeerde dagblad De Standaard (1872), strijdt voor bijzonder onderwijs (‘een school met de Bijbel’) en is oprichter van de Anti-Revolutionaire Partij (1879) en de gereformeerde Vrije Universiteit (1880).
Vrijzinnige catechisanten en een kerkbezetting
Een aantal jaar later is Jan Hendrikus Houtzagers de eerste kandidaat die afstudeert aan de VU. Op 7 februari 1886 wordt hij bevestigd als dominee in de kerk van Kootwijk. Deze kerk wacht niet op toestemming van de classis. Hiermee worden ze een Dolerende Kerk: eentje die niet meer valt onder bestuur van de Nederlandse Hervormde Kerk.
Op korte termijn volgen meer dolerende kerken in Voorthuizen, Kollum, Reitsum, Leiderdorp en Amsterdam. In die laatste stad wil de grotendeels orthodoxe kerkenraad geen vrijzinnige catechisanten opnemen. Van de 102 leden tellende kerkenraad wordt 80 man (waaronder Kuypers) geschorst. De volgende dag wordt de Nieuwe Kerk bezet door onder andere Kuypers (en een aantal VU-professoren). De bezetting moet ook een geschil over het beheer van kerkelijke goederen oplossen, maar leidt er uiteindelijk toe dat de kerkenraad (en bijbehorende gemeente) dolerend worden.
Gereformeerde Kerken in Nederland
Steeds meer kerken scheiden zich af van de volkskerk. Ze noemen zichzelf, naar een besluit in 1888, de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (Doleerend). Zij zijn immers de voortzetting van de ware kerk, voordat die in 1816 een naams- en identiteitsverandering onderging. In 1889 heeft dit nieuwe kerkgenootschap al 181.000 leden. In 1892 verenigen de kerken die uit de Doleantie zijn ontstaan zich met vrijwel alle gemeenten van de Christelijke Gereformeerde Kerk (die was ontstaan tijdens de Afscheiding). Samen vormen ze dan de Gereformeerde Kerken in Nederland.
Door de Doleantie is het aantal hervormde Nederlanders eind negentiende eeuw flink afgenomen: van 55 procent naar 49 procent. Uiteindelijk vinden hervormden en gereformeerden elkaar weer in 2004, als beide kerken – na jaren van intense debatten en voorzichtige toenadering – samen met de lutherse kerk fuseren tot de Protestantse Kerk in Nederland.
Lees meer over dit soort protestantse onderwerpen in de Canon van het Nederlandse protestantisme. Je kunt het boek hier bestellen.
Foto: Abraham Kuyper, voorman van de Doleantie | Foto Ruben de Heer, Museum Catharijneconvent