Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde
subline-curl
Abonneer gratis op Petrus Magazine

De bijbel die geschiedenis schreef

Na allerlei godsdienstige conflicten taalt de jonge Republiek der Nederlanden begin 17e eeuw naar rust. Een zorgvuldig vertaalde, nationale Bijbel moet daarbij helpen. De Statenvertaling neemt jaren in beslag.

Tijdens een belangrijke kerkvergadering in 1618/19, de Synode van Dordrecht, is een nieuwe, nationale bijbelvertaling een belangrijk gespreksonderwerp. Iedereen moet toegang krijgen tot het Woord van God, dat acht de Nederduits Gereformeerde Kerk van groot belang. 

Eén juiste vertaling

Op dat moment lezen protestanten vooral nog de zogenaamde Deuxaesbijbel. Deze is grotendeels gebaseerd op de vertaling van Luther. In een vertaling van een vertaling kunnen echter gemakkelijk fouten sluipen. Daarom besluit men tot een nieuwe ‘overzetting’, een vertaling vanuit de oorspronkelijke Hebreeuwse en Griekse teksten. Er is behoefte aan één juiste Bijbel, in de hoop dat die vertaling wellicht ook een einde maakt aan de vele godsdienstige geschillen in die periode. 

Vertalers

De Staten-Generaal trekt er flink wat geld voor uit, en de Dordtse Synode besluit om zes vertalers aan het werk te zetten: drie voor het Oude en drie voor het Nieuwe Testament. Deze theologen moeten niet alleen grondige kennis hebben van de oude talen, maar ook ‘met godzaligheid begaafd zijn’.
De synode stelt zes predikanten aan met zo’n vrome levenswandel. Voor de vertaling van het Oude Testament gaan de predikanten Johannes Bogerman, Gulielmus Baudartius en Gerson Bucerus aan de slag. Voor het Nieuwe Testament (en de apocriefen) werken Jacobus Rolandus, Festus Hommius en Antonius Walaeus aan de vertaling. 
Daarnaast worden vijftien revisoren aangesteld. Deze ‘overzieners’ zijn taaldeskundigen en theologen uit verschillende provincies van de Republiek die de vertaalde bijbelboeken moeten controleren en waar nodig moeten corrigeren. 

Werken tot de dood

De vertalers beginnen pas acht jaar na de synode met hun vertaalwerk. Tussen 1625 en 1627 verhuizen de predikanten naar Leiden, waar ze bijbelboek voor bijbelboek vertalen, om ze vervolgens naar de revisoren te sturen. 
Tijdens deze jaren van hard werken sterft in 1631 Bucerus, en in 1632 Rolandus. Hun collega’s klaren de klus samen verder. Baudartius verzucht tegen een van de revisoren: “Ik heb mijn leven lang nooit zo geblokt als ik nu in mijn oude dagen doen moet.” 

Te koud om te drukken

Vanaf 1633 is het veertien maanden lang dagelijks een drukte van belang in huize Bogerman. Vertalers en revisoren nemen daar samen de vertaling van het Oude Testament nog eens woord voor woord door. 
Onder de revisoren is ook dichter-predikant Jacob Revius uit Deventer. ‘Zijn’ kerkenraad wil hem vóór de winter van 1633 eigenlijk weer op de kansel hebben, maar Revius weigert. Het vertaalproject gaat volgens hem boven zijn plicht als predikant. Pas in september 1634 keert hij terug naar zijn gemeente. Een nieuwe ploeg overzieners arriveert daarna in Leiden om het vertaalde Nieuwe Testament onder handen te nemen. Dat duurt uiteindelijk tot augustus 1635. 
De Amsterdamse drukker Pauwels Aertsz van Ravesteyn krijgt de eervolle opdracht de Statenbijbel te drukken, hij moet hiervoor speciaal naar Leiden verhuizen. Na verschillende tegenslagen – bijvoorbeeld een te koude winter om met de drukpers te kunnen werken – is de Statenbijbel in 1637 gereed. 

Christelyken iever

Op 17 september 1637 is het eindelijk zover: tijdens een korte plechtigheid wordt het eerste exemplaar van de Statenvertaling aangeboden aan de Staten-Generaal. Ook Bogerman is dan net gestorven, en Baudartius (inmiddels op hoge leeftijd) is teruggegaan naar zijn gemeente in Zutphen. De makers worden geëerd met de volgende woorden: “Christelyken iever en vaderlyke zorge, in het uitvoeren van dit voor de kerken van Nederland noodige werk vertoond.”

Tussen 1637 en 1657 komen (na diverse drukfoutcorrecties) een half miljoen exemplaren van de Statenbijbel in omloop, op een bevolking van 2 miljoen Nederlanders. Dit betekent dat veel calvinistische gezinnen in 1657 een Statenvertaling in huis hebben. Maar ook doopsgezinden en piëtisten gebruiken deze bijbel graag. 

Schatkist

De oorspronkelijke stukken, de drukproeven van de vertaling, worden bewaard in een kist op het Leidse stadhuis. Er moet teruggegrepen kunnen worden op een betrouwbaar origineel in een tijd waarin de tekst bij een nieuwe druk letter voor letter gezet moest worden. 
De drukproeven worden van zo’n bijzondere betekenis geacht dat ze vanaf 1641 tot 1800 iedere drie jaar door een commissie, bestaande uit twintig kerkelijke afgevaardigden en enkele afgevaardigden van de Staten-Generaal, worden geïnspecteerd. 
In mei 1663 wordt een nieuwe kist in gebruik genomen. Hierin wordt naast de drukproeven ook het eerste, paarsfluwelen exemplaar bewaard. 

De drukproeven van de vertaling worden bewaard in een kist op het Leidse stadhuis

Correct Nederlands

Hoewel de taal van de Statenbijbel in de eigen tijd al redelijk ouderwets en formeel is, krijgt ze ook invloed op de ontwikkeling van het Nederlands. De vertalers en revisoren krijgen de opdracht mee om ‘correct Nederlands’ te gebruiken, maar wat is dat precies? Afkomstig uit verschillende delen van de jonge Republiek, hebben ze daar allemaal andere opvattingen over. Er is voor veel uitdrukkingen, zinswendingen en woorden nog geen algemene Nederlandse variant, dus die wordt samen ontworpen. Zo kiezen ze er bijvoorbeeld voor om ‘zich’ in te zetten als wederkerend voornaamwoord, in plaats van het ook gebruikelijke ‘hem’ en ‘haar’. 

Spreekwoordelijke invloed

Omdat allerlei Griekse en Hebreeuwse zegswijzen naar het Nederlands moeten worden vertaald, ontstaan er nieuwe spreekwoorden. Deze zijn tot op de dag van vandaag in gebruik. Denk bijvoorbeeld aan ‘iemand op handen dragen’, ‘je hart uitstorten’, ‘in het duister tasten’, ‘hemel en aarde bewegen’, ‘bij de pakken neerzitten’, ‘de appel valt niet ver van de boom’ en ‘wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in’. 
De gangbare overtuiging is dat de Statenbijbel een enorme invloed heeft gehad op de ontwikkeling van het Standaardnederlands. Recent taalwetenschappelijk onderzoek wijst echter uit dat de vertaling hier maar beperkt invloed op heeft gehad.

Meest gelezen

Tot halverwege de twintigste eeuw is de Statenvertaling de meest gelezen vertaling in protestantse kerken. Vanaf dan verandert dit langzaam, er verschijnen diverse nieuwe en andere bijbelvertalingen. Verschillende behoudende kerkgenootschappen lezen nog uit de Statenvertaling, al is in deze kerken ook steeds vaker de Herziene Statenvertaling in gebruik. 

Elke week het beste van Petrus online

Ontvang de wekelijkse nieuwsbrief

Beeld: kerkfotografie.nl

Was deze informatie zinvol?
We hebben je feedback ontvangen, dankuwel!

Om deze pagina verder te verbeteren zijn wij benieuwd waarom u deze pagina wel of niet zinvol vond. U kunt ons helpen door de onderstaande vragen in te vullen.

Mogen we je contactgegevens voor eventuele verdere vragen? (niet verplicht)