Wie kent de eenvoud van het breken,
de stille omgang van het brood?
Wie hoort de wijn van liefde spreken,
een liefde sterker dan de dood?
Er is een kind bereid tot delen,
het komt met brood, het komt met vis,
het geeft zijn voedsel aan de velen,
een weldaad in de wildernis.
Er staat tot ons geluk geschreven
dat God zeer overvloedig is,
wij zijn geschapen om te geven,
zo tonen wij zijn beeltenis.
Er is een mens ons bijgebleven,
bij brood en wijn hoor ik zijn stem,
als water vloeit zijn kostbaar leven,
een vis is tekenend voor hem.
Tekst: Jaap Zijlstra
Muziek: Henk Ruessink
© makers
Piano: Denise Brand
Viool: Judith van der Klip
Cello: Luca Genta
Altviool: Frank van Essen
Arrangement en muziekproductie: Frank van Essen
Toegelicht: Wie kent de eenvoud van het breken
(door dr. Oane Reitsma, predikant van de Protestantse Gemeente Enschede)
Wie?
Brood breken is een eenvoudige handeling die echter in de kerkelijke tradities van Avondmaal en eucharistie enorm rijke liturgische en rituele betekenissen en vormen heeft gekregen. Toch wil dit lied terug naar de eenvoud van de handeling zelf. Het vraagt zich af: wie kent de eenvoud van het gebaar van breken nog en de eenvoudige betekenis van de wijn: liefde?
Brood en vis
De evangeliën kennen vele verhalen over maaltijd. Natuurlijk gaat het Avondmaal eerst terug op de maaltijd die Jezus met Zijn vrienden hield, kort voor Zijn gevangenneming en kruisiging. Het Avondmaal krijgt echter een rijkere schakering aan betekenissen als we andere verhalen ook laten meeresoneren. De dichter kiest bij dit lied voor de maaltijd het verhaal van de vermenigvuldiging van het brood aan het meer van Tiberias, waarin het samen delen in de gemeenschap centraal staat. We kennen het verhaal in meerdere versies in alle evangeliën, maar hier wordt naar Johannes verwezen, waar een kind vijf broden en twee vissen meebrengt. Daarmee is het antwoord op de ‘wie’-vraag uit het eerste couplet beantwoord, alsof de dichter wil zeggen dat de kinderen het evangelie begrijpen.
Beeld van God
Inmiddels is het avondmaalsthema van brood en wijn dus verschoven naar het Bijbelse beeld van brood en vis. Couplet 3 doet weer een stapje terug en spreekt over een overvloedige God, naar wiens beeld wij geschapen zijn zolang wij geven aan anderen.
Nogmaals vis
Het evangelie van Johannes kent nog een verhaal over het delen van brood en vis, namelijk na de opstanding op de paasochtend (Johannes 21, 1-14). Dit vindt opnieuw plaats aan het meer van Tiberias, nu niet aan het einde van een vermoeiende dag maar aan het begin van de vroege ochtend, na de vermoeiende nacht waarin het de leerlingen aanvankelijk maar niet lukte vis te vangen. Ook dit verhaal eindigde in de overvloed van het vorige couplet. En dan zit daar aan de oever een mens aan een kampvuurtje die de leerlingen opnieuw uitnodigt te eten: op het menu opnieuw brood en vis. Deze vis wordt hun aangeboden, al wordt hun ook gevraagd iets van het door hen gevangene erbij te leggen. Zo wordt het geven en nemen.
ICHTUS
In het hele lied wordt de naam van Christus niet genoemd. Het gaat over ‘een mens’ wiens stem wij horen bij brood en wijn. Wiens kostbare leven ‘vloeit als water’. Er staat niet ‘wegvloeit’, want Zijn dood was levengevend, zoals water dat is. Ook in het verhaal vraagt niemand wie hij is. ‘Maar ze begrepen dat het de Heer was.’ De laatste zin van het lied wijst dan ook stilletjes naar het vroegchristelijke symbool voor deze mens: Jezus Christus, Zoon van God, Redder (in het Griekse acroniem: ICHTUS = vis).